zondag 30 november 2008

Warme betrekkingen

Vorig jaar boekte ik onze stedentrip naar Praag bij Expedia. Dat is heel goed bevallen. Sindsdien zijn we goed bevriend. Regelmatig krijg ik post, waarin ze me allerlei aanbiedingen doen. Daarbij tutoyeren ze me. Beste Jannie! Profiteer deze week van de beste aanbiedingen op dit moment! Boek je favoriet en begin meteen te plannen voor je avontuur! Ze zijn er heel enthousiast over. Ze hebben er ontzettend veel zin in om weer zaken met mij te doen. Dat blijkt wel uit al die mailtjes met allemaal uitroeptekens. Voor een appel en een ei willen ze me naar alle uithoeken in de wereld vliegen. Ze boeken bij voorkeur de hotels met de beste prijs-kwaliteitsverhoudingen voor mij. Het is een heerlijk gevoel. Ik denk er dan ook niet over om hun mails te blokkeren.

Toch gaan we deze krokusvakantie niet met Expedia, ondanks onze goede verhouding. Voor onze volgende citytrip gaan we namelijk naar Berlijn. En deze keer willen we niet vliegen, maar met de trein. Dat is weer eens iets anders. Voor E. en mij is treinreizen bekend terrein, maar voor de kinderen is dat nieuw. Een treinreis kun je alleen niet bij Expedia boeken. Vanwege het warme badgevoel heb ik nog geprobeerd om bij Expedia onderdak te boeken en bij de NS een trein. Zo gesmeerd als dat bij Expedia loopt, zo moeizaam gaat dat bij de NS. Eenvoudige informatie over de prijs kunnen ze je niet geven; er zijn kaartjes in drie prijsklassen. En als je dan zegt: "Doe mij de goedkoopste maar", dan gaat dat zomaar niet. Ze geven pas drie maanden voor dato kaartjes vrij en of dat dan de goedkoopste kunnen zijn... geen garanties daarvoor. Kortom, na twee telefoontjes ben ik afgehaakt en heb ik gewoon maar via internet geboekt, alles in een. En zo reizen we nu met Ga samen naar Berlijn. Dus ik heb weer nieuwe vrienden gemaakt.
Maar als we de volgende keer wel weer willen vliegen, zal ik zeker even bij Expedia kijken. Vanwege de warme verhoudingen.

zaterdag 29 november 2008

Vrijdenken

Gisteravond keken E. en ik rond het middernachtelijk uur naar de documentaire Rock 'n roll junkie van Jan Eilander over Herman Brood. Ik had 'm al eens eerder gezien, maar ik heb er weer gretig naar gekeken. Iedereen die in de jaren '70 in Groningen is opgegroeid, is in de gelegenheid geweest om Herman Brood live te zien optreden. Hij trad namelijk ontzettend veel op. De eerste keer dat ik hem zag optreden was op een feest op de middelbare school. Het maakte een verpletterende indruk op me. Herman droeg een witte broek, geen ondergoed en optreden wond hem duidelijk op. Herman en zijn Wild Romance speelden de sterren van de hemel. Al met al genoeg om mijn aandacht vast te houden. Bovendien goed voor een vaste plek in mijn jeugdherinneringen. En ook later hebben E. en ik Herman nog zien optreden. In het Sterrebos bijvoorbeeld. Echte doorgewinterde Broodfans zijn we niet, maar in onze platencollectie zitten wel Street, Sphritz en Cha Cha. Daarna zijn we muzikaal afgehaakt. Toch was ik geshockeerd toen Herman in 2001 van het dak van het Hilton hotel in Amsterdam sprong, hoe passend het ook was voor Herman. 

Vanmorgen werd ik wakker. Geen haast, want vandaag geen voetbal en geen andere verplichtingen. Dus alle tijd om nog even te blijven liggen en de gedachten even te laten gaan. "O,o,o, rustig ademhalen...", zing ik zachtjes. "Waar komt dat nou weer vandaan?", vraagt E. "Dat is dat liedje van Acda en De Munnik", zeg ik. "Grappig, ik lag te denken aan die documentaire over Herman Brood en zo ineens schiet dat liedje me te binnen. Dat gaat ook over een Herman die in de krant leest dat hij dood is. Wonderlijk toch hoe je hersens werken? Blijkbaar zit dat liedje in mijn hersens gelinkt aan het stukje waarin mijn Herman Brood informatie is opgeslagen." Leuk, zo'n moment dat je je even bewust bent van de manier waarop je brein werkt. Het is bovendien heerlijk om je gedachten gewoon hun gang te laten gaan, een beetje vrijdenken.

vrijdag 28 november 2008

Pruttelend op gang

Er zijn van die dagen dat opstaan eigenlijk niet zou moeten. Dagen dat je gewoon in bed zou moeten blijven liggen. In het kader van de winterslaap of van de algehele ontspanning. Sinds ik mijn klustarget heb gehaald, is het als een pudding in elkaar gezakt. Iedere avond neem ik me opnieuw voor om vroeg naar bed te gaan. Het komt er alleen niet van. Ik kom 's morgens met moeite en pruttelend op gang. Zoals vandaag en gisteren.
Het is nog donker. Ik knip het licht even aan en zie dat het zes uur is. Dat is mijn vaste tijd van wakker worden, of het nou zomer of winter is. Ik kan nog even blijven liggen. Om kwart voor zeven gaat de wekker. Dan ben ik net weer even weggesukkeld. Ik protesteer licht. "Het is alweer kwart voor zeven", zeg ik tegen E. "We moeten alweer opstaan." E. heeft op dit moment van de dag doorgaans nog niet zoveel tekst. Dat belemmert mij verder niet. Hij maakt aanstalten om te gaan opstaan. Met een zwaai gooit hij zijn benen naast het bed. Ik heb al even liggen denken wat ik vandaag aan zal trekken naar het werk. Ik weet het niet. Vandaag zou een burka een uitkomst voor me zijn. Ik heb geen zin om te kiezen. "En ik weet ook werkelijk niet wat ik aan moet trekken", zeg ik tegen E. Het blijft even stil. "Din most mor òfzeggen", zegt hij zonder met zijn ogen te knipperen. We schieten allebei tegelijk in de lach. Grappig, want ondenkbaar. Met mijn arbeidsmoraal gaat dat echt niet.

woensdag 26 november 2008

Dat is ook liefde...

Vrouwen praten gemakkelijker over hun gevoelens dan mannen. En dat is mooi. Maar soms gaat het wel eens te gemakkelijk. Zo was ik vanmorgen in ons winkelcentrum op cadeautjesjacht. Mijn radar stond afgesteld op schaphoogte. Ik lette niet echt op mensen. Tot er natuurlijk iets gebeurt dat me niet kan ontgaan. Zo wordt mijn focus op het schap onderbroken door twee vrouwen. Vriendinnen van elkaar denk ik, gezien de vertrouwelijkheden die worden uitgewisseld. Vrouw A loopt met een wandelwagen met een klein kind erin. Vrouw B. cirkelt om vrouw A. heen. Zij is een stuk wendbaarder en pakt dus de spullen op moeilijk bereikbare plaatsen. Door de wandelwagen zit er een behoorlijke ruimte tussen de twee vrouwen. Vandaar dat ik de conversatie moeiteloos kan volgen.

Vrouw A: "En toen zei hij: Dan had ik je laten gaan. Dat is ook liefde, jou je vrijheid geven. Ja en dat is ook wel zo natuurlijk. Maar goed, dat is dus niet gebeurd." Ze vertelt het op luide toon. Je ziet vrouw B denken: "Ja, ja, dat zal wel, daar trap ik niet in." Ik denk: wat een eikel. Eerst een kind bij haar maken en dan ook nog niet je best voor haar doen. Ik ben er vrij zeker van dat vrouw B. iets soortgelijks denkt. Ze vermijdt oogcontact met vrouw A. En ze besluit blijkbaar dat het gesprek nu wel een andere wending mag nemen. Misschien vindt ze dat er wel genoeg intimiteiten publiekelijk zijn geventileerd. In ieder geval kiest ze voor een sterke strategie: de strategie van afleiding. Ze wijst vrouw A. op iets leuks voor haar kind. En dat werkt altijd. Ik kan me met een gerust hart weer focussen op de cadeautjesjacht.

dinsdag 25 november 2008

De vetkuiven

We hebben het aan tafel over groepen in de klas. In het begin van het jaar sprak onze zoon regelmatig over een jongen. Nu hoor ik hem daar niet meer over. Er is niets gebeurd en niets aan de hand, verzekert hij mij. De jongen hoort gewoon bij een andere groep in de klas. Ik informeer naar iemand anders. "Oh die hoort bij de Noobs", zegt hij. "De wat?" "De Noobs." "En wat zijn Noobs nou weer?" "Dat zijn sukkels." Ja en daar wil je natuurlijk niet bij horen.

"Dat is toch echt tienertaal", zeg ik tegen E. Onze zoon verslikt zich bijna in zijn yoghurt. "Is het niet zo?", vraag ik. "Tienertaal", gniffelt hij. Hij vindt het maar een stom woord. "Misschien heeft het een te hoog Joop ter Heulgehalte", zeg ik. Maar zij kennen Joop ter Heul niet. "Tienertaal hoort thuis in het rijtje mieters en dolletjes", legt onze oudste uit. En dat zijn woorden die je niet moet willen gebruiken, dat snap ik ook. "Toch is mamma geen kakker", zegt onze zoon. Maar tienertaal is duidelijk een kakwoord in de beleving van onze kinderen. Jongerentaal kan, jeugdtaal kan, maar tienertaal kan niet. Dan ben je een kakker.
Bij welke groep hoor jij dan?", vraag ik. Hij weet het eigenlijk niet. Dan denkt hij even na: "Bij de vetkuiven", grinnikt hij.

maandag 24 november 2008

Bad met warme chocolade

Ik ben geen fan: niet van Eros Ramazotti en ook niet van mediterrane mannen. Ooit reisden E. en ik bijna vier weken door Italië. Geen aantrekkelijke man tegen gekomen. Ja, E. natuurlijk, maar daarvoor had ik niet naar Italië hoeven gaan. Ooit had ik een aquajogbadjuf die Eros Ramazotti een 'lekker ding' vond. Dus werd er heel wat afgesjokt op Eros. Nee, ik vind Eros dus geen lekker ding. Bepaald niet. Maar Italiaans vind ik wel heel lekker klinken. Een aantal jaren geleden gingen we naar een congres, waar een Italiaan bij een van de posterpresentatiesessies voorzitter was. Het was het absolute hoogtepunt van dat meerdaagse congres. Hij vrat de microfoon bijna op, terwijl hij in Italian English in de microfoon uitstootte: You'v gotta fiva minutes. No morra, juste fiva minutes. En vanmorgen, zo aan het begin van de werkweek kwam Eros samen met Anastacia even de auto binnen. En dat was heerlijk: alsof je in een bad met warme chocolade stapt.
En dit was een van de favorieten van de badjuf.


Er staan nog veel meer filmpjes met nummers van Eros op YouTube, maar dat zijn allemaal Eros Ramazotti officials en die zijn geblokkeerd voor plaatsing op een blog.

zondag 23 november 2008

Breikunst

E. loopt al een poosje rond met zijn muts op. Hij draagt de muts als een eierwarmer of een theemuts. Alleen het randje knelt om zijn hoofd, de rest staat recht omhoog. "Je lijkt net een moslimman uit een of ander ver bergstaatje", zeg ik hem. "Was ik maar een moslimman uit een of ander ver bergstaatje", moppert hij. Hij heeft een hekel aan dit weer. En dan ben ik ook nog in huis bezig. Niet aan het klussen, maar aan het rommelen. "Dat kan ik er gewoon niet bij hebben.", moppert hij verder. "En dan dat klotenweer."

Ik heb helemaal geen last van dit weer, mijn humeur lijdt er niet onder. Op de zaterdagmiddag ruim ik samen met onze jongste de trampoline op. Hadden we natuurlijk beter eerder kunnen doen, want ik had bijna bevroren handen. Maar als ze dan weer warm worden, dan tintelt het wel lekker. Het is duidelijk: er is teveel contrast tussen mijn humeur en zijn humeur. Dat kan E. er zeker niet bij hebben. "Ik vind het juist wel lekker", zeg ik. "Verwarming aan, lichtjes aan." 's Middags loop ik nog even naar de lichtboetiek hier een paar huizen verderop. Door al dat klussen waren we door onze stoppen heen. E. had in zijn horoscoop gelezen dat ik veel geld uit zou gaan geven aan het interieur. Het laatste wat ik wil is E. teleurstellen als hij in een dip zit. Dus heb ik behalve die stoppen ook nog vier lampen gekocht. Ook bij de lichtboetiek ging het natuurlijk over het weer. "Ik vind het ook helemaal niet erg" vertelt de mevrouw van de lichtboetiek. "Je doet er gewoon een extra lichtje bij aan. Gezellig." "Ja, vind je het gek" knort E. nog even verder.

Hij verdwijnt na het eten in de kamer om de krant te lezen. Even later komt hij zowaar met een spontane glimlach op het gezicht binnenlopen. In de zaterdagbijlage van de NRC stuit hij op de breikunst van Jimini Hignett. En dat kikkert hem op. Alleen maar omdat het kunst is natuurlijk. Toch goed dat hij geen moslimman uit een ver bergstaatje is.   

zaterdag 22 november 2008

Mit nöchtern spij

Ik ben de koningin van de zuignapjes. Alles hang ik op aan zuignapjes. In de douche: een bakje voor de tandenborstels, een bakje voor de gel en deo en natuurlijk overal waar ik het kan bedenken een haakje voor een handdoek. Vandaag trok ik weer een nieuw pakje zuignapjes open. Deze keer om in de keuken mijn keukengerei aan op te hangen. Bakspaan, pannenlappen, metworst, schuimspaan, allemaal aan een zuignapje. Voordat ik de keuken had opgeknapt, hingen ze aan het lichtsnoer onder de kastjes. Afhankelijk van het gewicht zakte het lichtsnoer verder door. Het was een rommelig gezicht. En het mag duidelijk zijn dat ik dat in mijn opgeknapte keuken niet langer kan tolereren. Ik heb de zuignapjes zich nu kaarsrecht vast laten zuigen. Mijn timmermansoog doet namelijk niet onder voor een waterpas met laserstraal.

Innig tevreden kijk ik naar het resultaat. De oudste komt binnen. "Dit gaat niet werken, dat weet je zelf ook wel hè?" "Misschien moet er toch op den duur wel een stang komen", aarzel ik. Maar ik heb iets tegen het boren van gaten in tegels. Het is dezelfde weerstand die ik heb tegen tattoos en piercings. Aan mijn lijf geen polonaise en ook niet aan mijn tegels. Die blijven mooi in één stuk. Als je gaat boren, krijg je er altijd gedonder van. Zo hebben we in de badkamer ons verwarmingselement laten vervangen. We hebben precies hetzelfde model weer besteld. Maar toch moesten er nieuwe gaten worden geboord: ze hadden de ophangpunten weer verplaatst. Dus nu kijken we tegen die pijnlijk doorboorde tegels aan. Dat lossen we wel weer op, maar toch...

"Op den duur zakken ze naar beneden", vervolgt onze oudste dreigend. Onze zoon ziet het niet als een groot probleem. "Als ze vallen, dan kun je ze ook even natmaken", zegt hij "dan plakken ze weer prima." "Mit nöchtern spij", zeg ik. "Dat deed mijn oma ook. Die genas, repareerde en plakte alles mit nöchtern spij." De kinderen kijken me bevreemd aan. "Dat is je ochtendspeeksel, nog voor je gegeten hebt", leg ik ze uit. Van die uitleg wordt het niet echt beter. Maar hoe dan ook: vooralsnog hangt het zaakje er keurig bij. 

vrijdag 21 november 2008

Queen of the road

Onze zoon wordt over twee weken veertien. Hij weet echt niet wat hij voor zijn verjaardag wil. Over twee jaar, dan weet hij het wel. Dan wil hij een brommer. Het type heeft hij ook al uitgekozen. Hij wil een oldtimer, een Kreidler eitank. Onze oudste wordt zestien, maar voor haar speelt dat helemaal niet. Het komt niet bij haar op om een brommer te vragen of te willen. Dat gold voor mij destijds ook toen ik zestien werd. Toch kreeg ik er eentje. Niet op mijn verjaardag, maar zomaar, van mijn oom. Het is een verhaal dat nog altijd wordt verteld op feestjes en partijen.

Toen mijn oom me de brommer aanbood, sloeg ik het genereuze aanbod eerst af. Ik had geen idee wat ik met een brommer moest. Ik kon toch ook wel fietsen? "Misschien moet je er toch maar even over denken", zei mijn moeder. "Het is toch een mooi aanbod en het kan handig zijn." En of het handig was! Ik ben van mening veranderd en kreeg de brommer. Mijn eerste brommerritje was onvergetelijk. Mijn oom zette de brommer naast het huis, startte hem en zei: "Rijden maar!". Dat was niet tegen dovemansoren gezegd. Ik trok het gas vol open en joeg met duizelingwekkende snelheid door de hoofdstraat van het dorp. Een rondje langs de school, bij het dorpshuis lang, allemaal op topsnelheid.
Ik had het handvat namelijk stevig vast. Het kwam niet in me op om de greep te verslappen. Na mijn tweede rondje, wilde ik toch wel stoppen. Mijn zus vertelt het nog altijd in -liefst grote- gezelschappen. Iedere keer lacht ze zich opnieuw tranen, als ze vertelt: "En toen reed ze op topsnelheid voorbij op die rode brommer met die lichtblauwe helm. Wij allemaal langs de kant van de weg. En terwijl ze vol gas voorbij stoof, riep ze: Stoppen, ik wil stoppen. Hoe doe ik dat?" Dit is ongeveer het moment waarop mijn zus een zakdoek tevoorschijn haalt om haar lachtranen weg te vegen.

Ik heb geleerd om te stoppen, alhoewel gas geven me altijd beter afging. De brommer stond bij mijn opa in de schuur. Omdat ik altijd met vol gas wegstoof, stoof het grind van zijn oprit bij de ramen omhoog. Hij kwam wel eens zorgelijk bij mijn ouders: "Of dat wel goed gaat..." Maar het is goed gegaan. Ik heb schadevrij gereden en genoten van het brommerrijden. Ik was de Queen of the road met mijn rode brommer en mijn lichtblauwe helm op. De brommer werd gesloopt, dat wel. Na mij geen andere gebruiker. Ik reed namelijk overal in weer en wind op die brommer heen - en dat met mijn vriendin achterop. Ooit kwamen we midden in de nacht terug terwijl het sneeuwde en ijzelde. Zij met beide voeten aan de grond om balans te houden en ik gassen. Het brommertje was eigenlijk niet bedoeld voor twee personen. Maar dat mocht de pret niet drukken.

Ik denk met veel plezier terug aan mijn brommeravonturen. Maar wat ben ik blij dat mijn oudste er nog niet naar taalt en dat het voor onze zoon nog twee jaar duurt!

donderdag 20 november 2008

Beetje bozig

Ze heeft haar handen vol. Dit jaar moest ze een profiel kiezen. En kiezen is erg moeilijk als je eigenlijk alles wel leuk vindt en nog niet weet wat je wilt. Dus werd het een dubbel profiel met vier extra vakken. Als gevolg van die keuze zit ze nu vier dagen in de week tot vier uur op school. Haar proefwerkweken staan bol van de proefwerken. Daarbij haalt ze graag hoge cijfers. "Je moet toch kiezen", zei ik in het begin van het schooljaar tegen haar. "Of je kiest voor hoge cijfers, maar dan moet je vakken laten vallen, of je kiest voor alle vakken, maar dan moet je genoegen nemen met lagere cijfers. Hoe dan ook: je moet toch kiezen." Inmiddels zit er meer balans in: ze werkt hard, maar ze heeft ook momenten waarop ze zich kan ontspannen.

Vandaag gaan we voor haar naar school. We spreken eerst haar leraar wiskunde. Die vindt dat maar niks, kinderen die zoveel vakken kiezen. Een extra vak is nog acceptabel bij een dubbel profiel, maar vier... Hij vindt het gekkenwerk. De ambitie die daarachter zit, lijkt hij ook niet echt te kunnen waarderen. Het is een eendimensionale man. Zoveel is wel duidelijk. Dan komen we bij de mentor. Die heeft allemaal lijstjes in laten vullen over werkhouding, inbreng in de klas en nog veel meer. Ze scoort overal heel hoog. "Kijk", zegt hij. "Allemaal 1-tjes. Dat is de hoogste score."

Kort geleden schreef ze een brief. In de middagpauze mogen ze niet meer in hun deelschool blijven. Belachelijk vond ze dat. Dus schrijft ze een brief naar de schoolleiding. Inmiddels heeft ze er een gesprek met de mentor over gehad. Een brief van haar alleen is leuk natuurlijk, maar het zet toch meer zoden aan de dijk als ze wat achterban kan mobiliseren, heeft de mentor haar uitgelegd. "Heerlijk zo'n kind", zegt de mentor. We praten geanimeerd. En dan zegt hij: "Wat ik alleen wel vind... Ze kijkt vaak een beetje bozig. En dan denk je dat er van alles aan de hand is, maar dat is helemaal niet zo." E. schiet in de lach. "Dat had ze als baby al", zegt hij. En inderdaad, toen al kon ze zeer indringend kijken. Normaal zou ik het zijn die dit soort opmerkingen maakt, maar deze keer komt E. ermee. Gelukkig kunnen we de mentor geruststellen: "Als ze echt boos is, dan merkt u dat wel." Het zou hem beslist niet ontgaan.

woensdag 19 november 2008

En welke dag is het vandaag?

Ik geef het toe: af en toe ben ik een beetje afwezig. Dan ben ik er niet helemaal bij. Diep in gedachten. Of gewoon gefocust op iets anders. Dan kun je hele verhalen aan me vertellen, maar die glijden zo langs me af. Dat is zeker een nadeel. De kinderen hebben er maar een hekel aan. Door die samengebalde concentratie en die superfocus, kan ik echter andere dingen snel tot me nemen of afronden. Dat is dan weer een voordeel. Zoals onze nationale voetbalgoeroe dan ook zegt: Elk nadeel heb zijn voordeel.

Vandaag was mijn vrije dag. Gisteravond was ik laat teruggekomen van mijn cursus. Vanmorgen pak ik de draad in huis weer op. E. zit in zijn gewone routine. Hij heeft al op tijd koffie gezet en schenkt ons een kopje in. Ik werk door. Ik ben de kitrandjes op het raam aan het bijwerken, zodat ze vanmiddag schoongemaakt kunnen worden. Voor ik er erg in heb komt E. weer naar de keuken. "Kopje koffie?", vraagt hij. "Ja lekker", zeg ik. "Is dit eigenlijk de eerste, of heb ik al een kopje gehad?" "Het is je tweede kopje", zegt hij. "En wat voor dag was het ook nog maar vandaag?" "Ja, woensdag", zeg ik. "Okee, maar ik dacht: ik check maar even." 

zondag 16 november 2008

Grapje!

Ik kan ze niet goed vertellen: grappen. Raadselgrappen, raad ik nooit. Terwijl dat de favoriete grappen van onze kinderen zijn. Dit weekend waren onze dochters op dreef.
Onze jongste haalde nog even een oude uit de kast tijdens het eten van doperwten. Het is groen en het loopt in het bos. Wat is dat? Deze hadden we eerder gehoord, dus wij in koor: Een dophertje! Ook onze oudste laat zich niet onbetuigd: Het is groen en het is niet zwaar. Wat is dat? Dus wij weer: een doperwt. Eerlijk gezegd kom ik niet veel verder dan dat. Dus geef ik het op. Het antwoord is: lichtgroen. Ze heeft er nog een: Het is geel en het kan heel goed pesten. Wat is dat? Ik klap volledig dicht. Denken, denken, denken, er schiet me helemaal niets te binnen. Een bananananana!

zaterdag 15 november 2008

Het is geklaard!

De klus is geklaard. Na wekenlang druk in de weer te zijn geweest in onze keuken, heb ik er vandaag de laatste hand aan gelegd. Natuurlijk: er moet opgeruimd, schoongemaakt en gestyled worden. Maar het ploeteren, het zweten, het kliederen is voorbij. De keuken kan er weer even tegen. Ik vind het wel een kleine huldiging waard. Nou weet ik inmiddels dat als je dat wilt, je het gewoon moet zeggen. Zonder directe aanwijzingen van mijn kant gebeurt er namelijk niks.

Dus zeg ik onder het eten: "Nou, het is geklaard. Ik vind dat wel een huldiging waard. Wie voelt zich geroepen?" Onze dochters zijn bezig met hun aardbeienyoghurttoetje en E. nipt van zijn Senseo. Dus neemt onze zoon het woord. "Zoals we allemaal weten is Jannie wekenlang aan het klussen geweest. Dit ook tot irritatie van sommige medebewoners. Maar het is nu af. En nu vindt iedereen toch dat het resultaat er mag zijn. Proficiat!", speecht hij.

Maar eens kijken hoe we dit geschikt kunnen vieren. Wij grijpen namelijk ieder moment aan om te vieren. De thuiskomst van onze dochter uit Griekenland werd vorig weekend gevierd met een rijstevlaai. Omdat E. er zo snel niet aan had gedacht dat ze niet van rijst houdt, hadden we ook nog een Daimtaartje. Dus tot midden deze week zijn we aan het vieren geweest. Ook het begin van het weekend vieren we met iets lekkers. Gisteren was dat een puddingbroodje. Vanavond lijkt een borrel me aangewezen: ik trek een fles witte wijn open. Kijken hoever ik kom. 

vrijdag 14 november 2008

Zuchtdag

Het krijgt me in de loop van de dag in de greep: spleen, Weltschmerz, de melancholie. Het weer miezert en mijn humeur miezert lekker mee. Ik bekreun me over de dingen die voorbij gaan. Die niet meer terug komen. Het zijn niet direct diepe gedachten. Het gaat vandaag niet over de grote dingen die onherroepelijk voorbij gaan. Dat niet. Vandaag denk ik aan kleine dingen die veranderen. Je kunt niets even in de tijd bevriezen, of gewoon even terugdraaien. Zucht... In de auto rij ik langs de Trio dumpwinkel. Vroeger kon je daar voor een paar centen nog leuke dingen kopen. Dat was voordat iedereen werd geschoold en alles werd geprijsd. Zucht... Verder gaat het: langs de bouwval waar ooit mooie dingen gebeurden: de oude super. Het is nu vergane glorie, verlaten door de mensen die het gebouw glans gaven. Even verderop de lichtboetiek. Vroeger heette die nog lekker de Sjoek. Zucht...

Gelukkig staat mijn wekelijkse boodschappenuitspatting op het programma voor vanmiddag. Als troosteten neem ik een puddingbroodje mee. Dat helpt even, maar het gevoel verlaat me niet helemaal. Onze zoon zit naast me te zuchten. "Ik weet het ook niet", zegt hij. "Het is gewoon een zuchtdag vandaag." Ik vind het mooi geformuleerd. Hij heeft zich laten inspireren door de aflevering van De Wereld Draait Door van gisteren. Daar hadden ze een item over zuchtmeisjes. Er valt een kleine stilte en dan zegt hij: "Ik denk dat het komt omdat de Ludolfs niet meer op de televisie zijn."

Zuchtmeisje nummer 1 is natuurlijk Jane Birkin. Destijds de vrouw van Serge Gainsbourg, die ook alweer jaren dood is. Zucht...

donderdag 13 november 2008

Wat fijn...

"Het blijft toch een mooi bedrijf", zeg ik. Hij kijkt me enigszins op zijn hoede aan. Ik zie dat hij een inschatting maakt: meen ik dat nou, of maak ik een cynische grap? Medewerkers in de zorg zijn hun onschuld namelijk kwijt. Deels hebben ze dat over zichzelf afgeroepen: het is niet meer dan vanzelfsprekend dat burgers willen weten hoe hun ziektekostengeld wordt besteed. Aan de andere kant worden er zoveel regels over de zorg uitgevaardigd, dat je soms vergeet waar het om gaat. "Ik meen het.", zeg ik. "In de kern gaat het erom dat mensen die hulp nodig hebben geholpen worden. En als dat is waar het om draait in je bedrijf, dan is dat toch een mooi bedrijf?" Hij knikt instemmend. 
Dinsdag rij ik over ons mooie terrein. Ik zie het jonge stel lopen. Hij loopt fier, recht overeind. Liefdevol houdt hij haar hand vast. Zij loopt moeizaam, trekt met haar been en heeft duidelijk moeite met de coördinatie. Maar omdat hij haar zo stevig vasthoudt, gaat het allemaal prima. Ze maken een wandeling. Op een van de bankjes in het park gaan ze zitten. Vanmorgen zie ik ze weer. Zij drinkt rechtstreeks uit een pak optimel en hij zit naast haar. Aan alles kun je zien: hij zorgt voor haar.

De geestelijke gezondheidszorg trekt een bepaald soort medewerkers aan: hulpverleners, maar ook niet-hulpverleners zoals ik. Er wordt gemakkelijk en misschien ook wel veel gepraat. De hulpverleners zijn niet voor niets in het vak gestapt. Er is iets dat ze aantrekt in het helpen van of zorgen voor mensen. Hoe weinig modern het woord ook is, voor sommigen is hun werk een roeping. Die zijn werkelijk begaan met het lot van cliënten. En voor de niet-hulpverleners die blijven, geldt dat ze zich prettig voelen in een omgeving waar mensen zo met elkaar om willen gaan.
Vandaag zegt een collega: "Wat fijn dat ik jou in mijn omgeving heb en dat ik in de jouwe mag zijn." Dat soort dingen bedoel ik nou. En het maakt mij niet uit dat hij het voorleest uit een stukje dat hij uit de krant heeft geknipt. Of dat hij het ook al heeft gezegd aan iedereen op de eerste verdieping. Het geeft mij een goed gevoel. Dus als mijn computer dan aan het eind van de dag zegt: "Windows kan uw zwervend profiel niet vinden", dan zou ik me in ieder ander bedrijf misschien ontheemd voelen. Maar niet bij ons.

woensdag 12 november 2008

Het is een gave

Mijn vader twijfelt er geen moment aan: als het een Olympische sport zou zijn, zouden we torenhoog favoriet voor goud zijn. We zouden de Sven Kramers in onze categorie zijn. Maar wat wil je: we hebben ook al heel veel trainingsuren achter de kiezen. Al dat harde werk combineren we met natuurtalent. Ik heb het over telefoneren, bellen, aan de lijn zijn. Mijn moeder en ik hebben de kunst van het telefoneren tot in de puntjes geperfectioneerd. Het is een gave: we kunnen uren zitten praten en het hoeft eigenlijk nergens over te gaan. Het is keuvelen, small talk van het beste soort. Ondertussen drinken we een kop koffie, of we verrichten een klein taakje: was in de wasmachine stoppen, de droger legen. Dat is allemaal mogelijk geworden met de draadloze telefoon. Eerder had ik er eentje met een heel lang snoer. Daar kon ik ook bijna het hele huis mee door.

Laatst moest E. 's avonds laat nog een pakje wegbrengen naar de stad. Ik zat even aan de telefoon. Hij mimet: "Ik breng even een pakje weg." Ik knik en wuif 'm uit. Mijn moeder en ik praten nog even verder. Voor ik er erg in heb, is E. weer terug. Ik meld het aan mijn moeder. "Oh, dan stoppen we." En we voegen de daad bij het woord. Vorige week kwam E. tegen een uur of elf 's avonds uit zijn kantoor. Hij had de avond doorgewerkt. Hij komt binnen en doet de televisie aan. Hij wil naar Later van Jools Holland kijken op de BBC. "E. wil nu naar muziek kijken", meld ik mijn moeder "dus dan moeten we maar stoppen." E. is verrast. "Dat doe je anders toch ook niet?'", zegt hij. Ik kijk op de telefoon. Daarop staat de gesprekstijd aangegeven. "Nee, dat is ook zo", zeg ik "maar we waren al een uur en een kwartier in gesprek." "En nog nieuws?", vraagt E. "Nee, niks", zeg ik.

dinsdag 11 november 2008

De koeien hebben staarten

Ik had er niet meer op gerekend. Maar ook dit jaar liep ik weer mee voor Sint Maarten. De jongste is nu zover dat ze wel samen met een vriendinnetje kan -dacht ik. Maar het vriendinnetje in kwestie is bang in het donker. En met een lampion lopen is nou eenmaal leuker als het donker is. Haar ouders vonden het dan ook niet goed dat ze met z'n tweeën langs de deuren gingen. En dan vraag je je natuurlijk af: als ze dat vinden, waarom loopt dan haar vader of moeder niet mee? Wel, de vader liep met een broertje en helaas was de moeder net zwak, ziek en misselijk. Dus dankzij mijn ijzeren gestel was ik weer in de achtervolging voor Sint Maarten. Eigenlijk voor een ander kind.

Ik heb direct aangekondigd dat dit de laatste keer is. Ik loop nu alweer zo'n dertien jaar met de kinderen mee. Eerst alleen met de oudste. Daarna met de oudste twee en toen met alledrie. Toen ze nog heel klein waren, zongen de oudste twee en de jongste drong zich naar voren voor een indrukwekkend staaltje playbacken. Tot grote ergernis van haar oudere broer en zus, had ze hier ook nog enorm veel succes mee.

De oudste twee hebben die periode afgesloten. Zij doen nu de deur open en trakteren. Ieder jaar is het ook weer spannend: wat krijgen we? Vandaag gonsde het ook: "Daar moet je heen gaan - Daar krijg je een hele reep chocola - Daar krijg je waterballonnen - Daar krijg je knalerwten." De jongste ging doelgericht te werk. In het winkelcentrum is voor haar de slager het hoogtepunt. Daar krijgen ze een halve warme rookworst. De oudste sloeg de slager om die reden altijd over, maar de jongste twee zongen bijzonder graag een liedje voor een rookworst.

Bij ons ging het vroeger niet anders: ook wij wisselden uit waar we het beste konden lopen. Wij hadden niet veel winkels in het dorp, dus zingen in het winkelcentrum was er niet bij. Maar iedereen wist dat je bij de dominee moest zijn. Die trakteerde namelijk op Marsen. Mini's bestonden toen nog niet, dus kregen we een hele. De dominee was nooit zo populair in ons ongelovig dorp als op 11 november. En ook al waren ze altijd een beetje wit uitgeslagen, dat maakte niet uit: zo'n Mars was een echte traktatie.

Er is weer een zak vol snoep opgehaald. En nu komt de volgende uitdaging: hoe komt 'ie zo snel mogelijk weer leeg?

maandag 10 november 2008

Karel of Mike?

"Als jij dat aan de onderkant nog even doet? Daar achter die verwarmingsbuizen?" We zijn de keuken aan het witten. Ik doe de randjes en de ongelukkige hoekjes. E. doet het grote werk. Dat is de beste verdeling, zo wijst ook onderzoek uit. Mannen willen graag dingen doen waarbij ze zien dat ze opschieten. In dit geval maakt E. dan ook de meters. Ik lig op dat moment plat op mijn buik, plat op mijn rug, op de knieën, alles om maar goed bij de ruimte achter de verwarmingsbuizen te kunnen. Hoe dan ook, ik moet laag bij de grond zijn, want daar zitten ze. Ik probeer het met een kwast. Maar alleen al bij het in positie brengen van de kwast zit er zoveel verf op de verwarmingsbuizen dat er niet voldoende overblijft voor op de muur. Dan neem ik een dik penseel. Met de lange stok van het penseel reik ik tussen de verwarmingsbuizen door. Ik kan het even heen en weer bewegen. En zowaar: dat lijkt heel wat. Tot ik er op mijn buik voor ga liggen. Dan zie ik dat ik de onderkant totaal niet geraakt heb. Nou verwacht ik niet dat er veel mensen zijn die in onze keuken op hun buik gaan liggen. Maar dat doet er verder niet toe. We witten de keuken en ook achter de verwarmingsbuizen wil ik het wit hebben.

Het is een ergernis. Tot ik besluit het anders aan te pakken. Ik doop mijn rechterhand in de latex en sop de verf met mijn witte handpalm op de muur. Omdat de bovenkant van mijn hand schoon is, blijven de verwarmingsbuizen dat ook. Bijkomend voordeel: het schiet veel harder op. "Ben je lekker aan het vingerverven?", vraagt E. "Dit gaat veel beter", zeg ik. "Kijk maar eens hoe goed het werkt. Zo heb ik bovendien optimaal contact met de materie." Ik eet en werk graag met mijn handen, dus dit is een prima oplossing. "Je bent een echte Cobra-klusser", zegt E. -verwijzend naar de kunstenaarsgroep uit de jaren vijftig. "Je hebt Karel Appel toch wel eens zien werken? Die smeerde ook rechtstreeks vanuit de tube op het doek. Daar kwam ook geen penseel tussen." Naarmate ik verder vorder, word ik zelf ook steeds witter. De verwantschap met Karel Appel slinkt. Ik voel me steeds meer Mike Rowe van Dirty Jobs. 

zondag 9 november 2008

Twee punten

Uitgezakt lig ik op de bank. In een van de vele reclamepauzes, zie ik Andy Mc Dowell voorbij komen. Ze vertelt dat je huid als je ouder wordt een nijpend gebrek aan elastine krijgt. Maar godzijdank zijn er zalfjes om de zaak weer wat op te pieperen. Vaak gaat het bij huidverzorgingsreclames over termen die je verder niets zeggen. Maar bij elastine heb ik niet veel toelichting nodig. Elastine - klinkt als elastiek. En ja, naarmate je ouder wordt gaat de rek er steeds meer uit. Het gaat zonder dat je er erg in hebt.

Een tijd geleden zette ik een streepje op mijn ooglid. Daarvoor trek ik het zaakje altijd even strak. Die dag duurde het even voor alles weer op zijn plek zat. De vouwen bleven nog even staan. Misschien was het een fractie van een seconde, maar toch... Daarvoor kon ik met een vinger aan een ooglid trekken en zodra ik losliet flipperde het weer op zijn plek. Retestrak. Maar nu dus niet. Het vel tussen oog en wenkbrauw kijkt me scheefgetrokken aan. Bij wijze van test trek ik het vel even vooruit. En ja hoor: ik kan twee punten maken en die blijven dan gewoon staan. Ik deel mijn ontdekking met boezemvriendin. Ik sta in de lift als ik mijn truc doe. Ik trek het vel naar voren en het blijft in twee punten boven mijn ogen staan. Boezemvriendin schiet in de lach.

Andy McDowell heeft dezelfde klachten. Niet dat ze in de reclame haar vel in punten zet, maar ze zou het kunnen. Dat weet ik zeker. Om het tij te keren, smeert ze zich nu in met crème met elastine. Zou ik ook kunnen doen natuurlijk. Maar eerlijk gezegd geloof ik er niet in: geen smeersel kan op tegen de zwaartekracht. 

zaterdag 8 november 2008

Haile dikke spieren

Ik herinner het me nog van de vorige keer. Dat was toen ik de hallen ging behangen met glasvezelbehang. Eindeloos loop je dan trap op, trap af. Daarbij snij ik de banen boven op de overloop. Dus ook daarvoor loop ik de trap dan weer op en af. Eigenlijk ben je de hele dag bezig met steps. Stap op, stap af, stap op, stap af. Goed voor de spierontwikkeling dus. Je traint spieren, waar je het bestaan niet van kent.

Zo kwam ik er ook achter. Lange tijd verkeerde ik in onwetendheid. Ik dacht dat mijn flink uit de kluiten gewassen achterwerk voornamelijk vlezig was. Maar dat is helemaal niet zo! Vandaag weet ik het weer: mijn achterwerk is een gigantische spierbundel. Ik heb daar veel meer spieren dan de gemiddelde mens. Of misschien is het gewoon één - op zijn Gronings- haile dikke spier.
Hoe dan ook; vandaag heb ik ze weer getraind. Samen met E. heb ik de keuken gewit. Echt een enorme climax is dat, na het oeverloos behang steken en het plakken van behang. Nu zit ik hier in een witte, zeer ruim ogende keuken. Het is nog niet helemaal af, maar dat zijn de puntjes op de i.

vrijdag 7 november 2008

De routinier in het veld

Ik aquajog al jaren. Inmiddels elf jaar al.  Ik heb badmeesters en badjuffen zien komen en gaan. En hele hordes (voornamelijk vrouwen) aan me voorbij zien trekken. Het waren passanten. Geen ware gepassioneerde sportbeoefenaars zoals ik. Ik ben de routinier in het veld. Ik doe de Jumping Jack zonder met de ogen te knipperen. Omdat ik alleen ben, heb ik veel oog voor wat er om me heen gebeurt. De meeste vrouwen zijn met z'n tweeën of drieën. En die zijn gedurende de les vaak met elkaar in gesprek. Ik ben de enige die alleen komt. Ik ben degene die de gesprekken opvangt. Heerlijk. 

Ik heb al heel wat voorbij zien komen. Als je gaat aquajoggen krijg je een wetbelt om. Die houdt je drijvende. Dus zinken kan niet, dacht ik altijd. Tot er een keer een vrouw in het bad stapte die direct zonk. Ze kon niet zwemmen, maar ze dacht: joggen in het water, dan is er ook een bodem in beeld. Maar nee dus. Een voorbij joggende vrouw kon haar nog net grijpen. Ze is de rest van de les langs de rand geschuifeld. De badjuf vroeg haar na de les met klem om toch maar niet meer terug te komen. Ontspannen lesgeven was er voor haar niet bij met een drenkeling in het bad.

Ik ben begonnen bij een badmeester. Ik kom hem nog wel eens tegen in het winkelcentrum. Hij is allang met de VUT. De badmeester was razend populair. Bij het aquajoggen vooral bij de oudere dames, maar met zwemles was hij ook een van de toppers. Onze oudste is een hele tijd bij hem blijven 'hangen', omdat hij zo leuk was. Hij had altijd praatjes volop: zo kon een vrouw die winderig was beslist niet rekenen op de discretie van de badmeester. "Prei gegeten?" loeide hij door de zwemhal.

Soms kom ik wel eens mensen tegen die ooit op aquajoggen zijn geweest. Zo waren er ooit twee zussen samen op aquajoggen. De een had geen kinderen. Ze trof een bekende bij de kleedhokjes. Over en weer werd nieuws uitgewisseld. "Hoe is het?", vroeg de kennis. "Ach je weet hoe dat gaat", zei ze "geen kinderen hè, dan ben je altijd druk en aan het werk." Het is werkelijk jaren geleden, maar ik ben het nooit vergeten. Ik had zelf toen drie kleine kinderen en was stomverbaasd om te horen dat zij dacht dat je het druk had als je alleen maar met jezelf en je werk bezig bent. Vorige week kwam ik haar tegen - waar anders dan- in de super. Ze heeft schijnbaar op latere leeftijd toch nog kinderen gekregen. Ze was boodschappen aan het doen met twee kleintjes. Echt gesmeerd liep het niet. Ik had even een binnenpretje: ze weet nu wel hoe het in elkaar steekt. Ze heeft het inmiddels geleerd - the hard way.

Het waren geen blijvertjes: de zinkende vrouw, de vrouw die graag prei lustte en de drukke single. Ik daarentegen wel. En toch is mijn tienjarig jubileum is voorbij gegaan zonder enige vorm van huldiging. 

donderdag 6 november 2008

Nog twee nachten

Onze oudste is op werkweek naar Griekenland. Ze reizen rond. Iedere dag laat ze even van zich horen. Ze geniet en beleeft heel veel. Griekenland is voor haar nieuw, dus ze doet veel nieuwe indrukken op. Ze heeft een intensief programma. En dat hoor ik na een aantal dagen aan haar stem. De vermoeidheid gaat ook een rol spelen.

Zondag zijn ze aangekomen in Athene. Athene was -in haar woorden: "Fokking heet en fokking druk". Geen stedentripmateriaal dus. Nafplio -de vroegere hoofdstad van Griekenland- was mooier, kleiner, rustiger. Ze heeft al in zee gezwommen, in het zwembad bij het hotel en verschillende ruïnes zijn voorbij gekomen. Gisteren vertelde ze dat ze weer twee ruïnes had bezichtigd. Maar die leken toch wel erg veel op die van de dag daarvoor. Vandaag zijn ze weer verkast en dan reizen ze morgen door naar Athene. Daar pakken ze zaterdag het vliegtuig naar Brussel. En van Brussel gaat het met de bus verder naar huis.

Nog twee nachten en dan is ze er dus weer. Dan ben ik blij. Niet dat ik ongerust ben. Ze is heel zelfstandig en je kunt haar rustig haar gang laten gaan. Dat doe ik dan ook. Het is meer dat ik het stil vind, zo met zijn vieren. En dan is ze ook nog niet eens de grootste druktemaker in huis. Ze is heel rustig, dat is het ook niet. Het punt is dat ze erbij hoort: ze maakt het plaatje compleet. En ik ben pas weer rustig als het plaatje compleet is. Deze week dacht ik nog: "Zo is het dus als je kinderen uit huis gaan". Je zult er op een gegeven moment wel aan toe zijn - het is ook the way of the world natuurlijk- maar zover is het bij mij nog niet. 

dinsdag 4 november 2008

Nee

E. en ik zijn geen pleasers. We kunnen allebei prima nee zeggen. Maar met zoveel overgave als E. het doet, doe ik het toch niet. E. zei bijvoorbeeld nee tegen een trampoline, nee tegen een citytrip naar Londen, nee tegen een citytrip naar Parijs, nee tegen een halfhoogslaper voor de jongste, nee tegen vakantie naar Oost-Zweden, nee tegen vakantie naar Frankrijk, nee tegen een grijs overhemd, nee tegen een sleutelbrommer voor onze zoon. En zo kunnen we nog wel even doorgaan. Soms hoeft hij het niet eens te zeggen. Hij is namelijk gespecialiseerd in nee zeggen zonder woorden. En als hij dan wel woorden gebruikt, dan varieert dat van nee, neuh, nei, tot Ik heb in tijden niet zo gelachen...mor der komt niks van in. De laatste variant wordt vooral tegenover de kinderen gebruikt. Hij vindt het zelf absoluut geen probleem. Sterker nog, hij zegt: "En het gebeurt ook regelmatig dat ik het niet zeg, maar wel denk."

Al die keren nee, betekent natuurlijk niet dat het ook niet is gebeurd. Want soms staat mijn ja tegenover E's nee. De trampoline is er gekomen, we zijn naar Londen geweest, (nog) niet naar Parijs, de halfhoogslaper komt er niet meer, (nog) niet op vakantie naar Oost-Zweden, niet met vakantie naar Frankrijk, hij heeft een grijs overhemd (ook al heeft het het daglicht buiten de kast nog niet gezien) en de sleutelbrommer is er gekomen nadat de schuur was opgeruimd.
Gelukkig zegt hij tegen mij ook regelmatig ja. 

maandag 3 november 2008

Mondegreens

Het was voor mij een nieuwe term: een mondegreen. Ik kwam het tegen op de site van Onze Taal. Je hebt het over mondegreens als een liedtekst verkeerd wordt verstaan. Frank Boeijen schijnt de koning van de mondegreens te zijn. De helft van zijn teksten wordt misverstaan. Daarmee wordt vaak een deel van de poëzie van de teksten van Frank ontdaan. En soms verandert de betekenis ook. Sinds ik dit stukje heb gelezen, moet ik er iedere keer aan denken als ik Frank Boeyen hoor zingen. Vanmorgen zong hij Kronenburg park. Ook Kronenburg Park staat in de top van de mondegreens van onze taal.
Zo zingt Frank: Ze heeft nooit iets gevoeld - van z'n ontevredenheid. Maar heel veel mensen horen:  Ze heeft nooit iets gevoeld - was een ontevreden meid. Anderen schijnen te denken dat Frank zingt Het was een beetje koud in mijn haard , in plaats van Het was een beetje koud in mijn hart. Grappig die misverstane teksten. Maar dat niet alleen: taalkundigen denken dat het verkeerd verstaan van taal een van de belangrijkste oorzaken is dat taal verandert.

zondag 2 november 2008

Het lot van de familie Meijer

Ik ben er stil van. Vandaag heb ik het boek Het lot van de familie Meijer van Charles Lewinsky uitgelezen. In bijna 700 pagina's word je deelgenoot gemaakt van de belevenissen van de familie Meijer. De familie Meijer is een joodse familie uit Zwitserland. Je maakt kennis met antisemitisme. Uiteenlopend van subtiel antisemitisme tot de haatcampagnes en de moordpartijen van de nazi's. Je leest dat antisemitisme van alle tijden is. Dat leer je via Oom Melnitz, een oom die is overleden maar die-zolang het nodig is om zijn verhaal te vertellen- steeds weer terugkomt. Zijn verhaal begint al in 1648 in de Oekraïne met de kozak Chmielnicki. Hij slachtte in Oekraiense dorpen de joden massaal af. Dat gebeurde pas nadat er lange tijd terreur werd uitgeoefend: vrouwen werden met een riem om de hals achter een paard aangesleept. Iemand een rood lint schenken, werd dat genoemd. Ongeboren kinderen werden uit zwangere vrouwen gesneden. Iemand de keel doorsnijden werd sjechten (kosjer slachten) genoemd. Uiteindelijk lieten de kozakken de joden naakt aantreden. Steeds moest er een rij naar voren komen, de kozakken deden hun werk en sloegen rij na rij toe met hun sabels. Alleen de knappe jonge vrouwen werden gespaard. Die werden naar de kerk gesleept, gedoopt, en zwanger gemaakt door de kozakken. Uiteindelijk werd Chmielnicki verslagen. Alle vrouwen die kozakkenkinderen hadden gebaard, werden weer opgenomen in de joodse gemeenschap - of wat daar nog van over was. Elke joodse ziel was immers nodig. Kinderen van wie men de vader niet kende, kregen een bijnaam; ze werden Chmielnicki's genoemd. Omdat ze hun bestaan aan de vijand hadden te danken. Oom Melnitz heet Chmielnicki, na jaren verbasterd tot Melnitz: een kind van de vijand. De andere leden van de familie Meijer horen zijn verhalen liever niet. Ze verdrijven de geest van oom Melnitz met sussende woorden. "Dat was toen", "In duistere tijden", "Nu gebeurt zoiets niet meer", stellen ze zichzelf gerust. Tot de Tweede Wereldoorlog het tegendeel zal bewijzen.
Het vergaat de familie Meijer nog relatief goed: ze zijn Zwitserse joden. Maar ieder gezin Meijer maakt op zijn manier kennis met de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog. Op geen enkele manier kunnen ze zich onttrekken aan hun lot. In iedere joodse familie zijn de sporen van het antisemitisme dat er door de eeuwen heen geweest is, aanwezig. Het minste wat je kunt doen is kennis nemen van dat lot. Ook als je het liever niet had geweten. Het is namelijk goed om te weten. Alleen door interesse in elkaar te tonen, door geïnteresseerd te zijn, kun je vijanddenken voorkomen.
Charles Lewinsky maakt het je makkelijk om kennis te nemen van het lot van de familie Meijer. Het is een meeslepend boek, dat je met zaken confronteert zonder dat het je afschrikt. Dat is knap. Het is dan ook het beste boek dat ik de laatste tijd heb gelezen. Aan het eind van het boek is oom Melnitz nog steeds aanwezig. Het is nog steeds nodig om zijn verhaal te vertellen. Om te blijven waarschuwen. De laatste zin van het boek is dan ook: Altijd als hij gestorven was, kwam hij weer terug.

zaterdag 1 november 2008

Perfect geregeld of strontmazzel?

Vannacht vertrekt onze oudste voor een werkweek naar Griekenland. Om 2.30 uur zetten we haar bij school op de bus. En morgenochtend vliegt ze dan vanuit Brussel naar Athene. We gaan haar met het hele gezin uitzwaaien, dat is tenminste het plan. Zoals altijd bij een reis, gaan de voorbereidingen tot op het laatste moment door.
De temperaturen in Griekenland zijn aangenaam. Een klasgenootje had op internet gekeken en de weersverwachting voor morgen is stralend: 27 graden. Dus daar is de kofferinhoud ook naar. We zijn op het laatste moment nog op bikini-jacht geweest. Gistermiddag en gisteravond hebben we een slopende tocht ondernomen om een passende en mooie bikini te vinden. Geen sinecure met de winter in aantocht. Sportzaken hebben voornamelijk badpakken in hun assortiment en in lingeriezaken worden toch vooral damesbikini's verkocht. Voornamelijk ouwewijvenmateriaal in de ogen van onze dochter. Kortom: geen bikini. Maar gelukkig heeft ze nog een badpak. Ook de andere zomerkleren waren nog niet aan de kant. Dus dat is allemaal prima in orde. Ze had het zo gepland dat dat wat ze mee wilde nemen schoon was. Vandaag ging alles in de koffer en klaar!

En verder heeft ze niet zoveel nodig, een identiteitspasje, een giropas en een ziekenverzekeringspasje. Het identiteitspasje had ze al. Haar giropasje werkte niet. Al een tijdje niet. Maar waarom zou je zoiets op tijd regelen als het ook op het laatste moment kan? Dus zij vorige week vrijdag gebeld voor een nieuw pasje. Geen probleem, aldus onze dochter, want binnen vijf werkdagen is zo'n pasje er. Van school kregen we ook pas laat de tip om een European Health Card aan te schaffen.

Vanmorgen had ze alleen haar identiteitsbewijs nog maar. Het giropasje en de Health Card waren er nog niet. Niet dat dat -behalve bij mij- tot enige vorm van onrust leidde. Helemaal niet! Binnen vijf werkdagen zou het allemaal geleverd worden. En gisteren was vrijdag, dan wordt er nog gewerkt toch? Vanmorgen rond een uur of kwart voor elf komt de postbode- en jawel: beide pasjes zitten erbij. "Perfect geregeld gewoon", vindt ze zelf. "Zie je nou wel dat je voor niks hebt zitten stressen?" "Het is gewoon strontmazzel", werp ik tegen. "Voor hetzelfde geld had je zonder gezeten." "Hoe kom je er toch bij? Ze zeggen toch vijf werkdagen. Nou het klopt precies. Precies getimed, heb je ook geen tijd meer om je pasje kwijt te raken."

Nu is het dan zover: alle pasjes liggen klaar, het beltegoed is opgewaardeerd, haar reisschema ligt hier ter inzage en zelf is ze na een douchebeurt ook helemaal schoongepoetst en klaar om het avontuur aan te gaan.