zondag 25 oktober 2009

Flashbackdroom



Vannacht had ik een levendige droom. Het ging over een oud-collega. Ze is alweer een aantal jaren geleden vertrokken. En daarvoor was ze twee jaar ziek. Ze is na haar ziekte nooit terug gekomen. Ze werd namelijk ook een beetje ziek van het werk. En -naar later bleek- ook van mij. En dat ging niet weer over. Dat hield maar aan en uiteindelijk vertrok zij.

Het is een van de meest vreemde ervaringen die ik op het werk gehad heb. We hadden destijds net als nu een klein team: drie adviseurs en een assistent. Als adviseurs waren we allemaal zeer verschillend. Maar ik heb dat altijd als waardevol beleefd. Zij was de perfectionist van het stel. Alles liep op rolletjes tot ze zwanger werd van de eerste. Haar zwangerschappen waren moeizaam. Ze was ruim voor de bevalling uitgeschakeld en ook na haar bevallingen duurde het lang voor ze terug was. Maar je hebt het nou eenmaal niet voor het zeggen hoe het je vergaat tijdens je zwangerschap. 

Toen ze na twee zwangerschappen vlak na elkaar weer op het werk kwam, waren we opgetogen: eindelijk weer op volle sterkte. Samen gingen we inspiratie opdoen op een congres in de Achterhoek. Omdat collega die omgeving als zijn broekzak kende, reed hij. Ik zat voorin; zo waren de verhoudingen nou eenmaal. Zij was nog een beetje moe, dus lag ze onderuitgezakt achterin de auto. Het was een genoeglijke dag. Op de terugreis zaten we vol plannen: nu we weer voltallig waren, konden we bergen verzetten en een aantal nieuwe ideeƃ«n uitvoeren. De dag erna was ik vrij. En juist die dag werd ze onwel. Ze is door een collega naar huis gebracht. Dat was het begin van een ziekteperiode van twee jaar, waarin wij zonder vervanging verder moesten. Ik heb in die periode en ook later nooit meer een woord met haar gewisseld.

Aanvankelijk waren we erg met haar begaan. Dus schreven we haar mailtjes en berichtjes. Al snel had ik in de gaten dat het blijkbaar iets met mij te maken had. Mijn berichtjes werden namelijk niet beantwoord, in tegenstelling tot die van anderen. Over de reden daarvoor tastte ik volkomen in het duister. Naar mijn idee waren we altijd goede collega’s geweest. 

Na een jaar kwam een mevrouw van het bedrijfsmaatschappelijk werk met ons praten. Op ons eigen verzoek. Want een zieke collega wordt behoorlijk gepamperd, maar het team dat zich het snot voor de ogen werkt staat meestal aardig in de kou. Toen hoorde ik voor het eerst officieel dat het probleem van mijn collega ook met mij te maken had: ze had het gevoel dat ze met mij in competitie was. Zelf heb ik dat gevoel nooit gehad. De bedrijfsmaatschappelijk werker stelde me gerust: dat zou ze met iedere competente vrouw hebben gehad, volgens haar.

Ons meegevoel zakte behoorlijk toen ze in haar ziekteperiode een half jaar met haar man naar Amerika ging. Dat vonden we heel bijzonder: een deel van het probleem van niet komen werken was namelijk dat ze niet naar buiten durfde. Maar Amerika zou wel eens helend kunnen werken was het verhaal. Als team hebben we dat als heel oneerlijk beleefd. Nog steeds ben ik daar zeer verbaasd over: hoe krijg je het in vredesnaam voor elkaar om binnen je ziekteverlof naar het buitenland te gaan?

Achteraf begrijp ik dat zij alles in het kader van een wedstrijd plaatste. Dat ging nog veel verder dan het werk: mijn gemakkelijke bevallingen en zwangerschappen, het gemak waarmee ik werk en gezin volgens haar combineerde -en dan ook nog leuke dingen met de kinderen deed, mijn principes – die behoorlijk streng kunnen zijn, mijn arbeidsethos die me naar het werk drijft ook als ik me niet helemaal fit voel en dan natuurlijk nog een heleboel werkgerelateerde zaken. Niets van dit alles heeft ze me zelf in het gezicht verteld. En daar heb ik denk ik nog wel de meeste moeite mee. Je kunt er namelijk niets mee. Het maakt machteloos en werkt verlammend.

Ik heb het achter me gelaten, maar het hele incident heeft wel sporen nagelaten. Ik ben terughoudender geworden naar collega’s. Als mij iets dwars zit, zeg ik het direct. En als ik denk dat er iets is met een collega, dan ga ik erop af. Dit alles met een doel: dit zal me niet weer overkomen.
 Ik ben uitstekend in staat op ‘schone breuken’ te maken. Als iets of iemand heeft afgedaan, kan ik zonder veel moeite verder gaan. Zo iemand hoef ik nooit meer te zien of spreken. Dat is voorbij, geweest, over en uit. Zo is het ook met mijn collega gegaan. Maar vannacht zag ik haar dus. Ze was nog niks veranderd. We raakten niet echt in gesprek, het bleef bij een oppervlakkige babbel. En het grappige is: ook al dacht ik destijds van niet, het is nooit anders geweest.

dinsdag 7 juli 2009

Uitvaartmuziek


Ik kijk naar de ‘memorial’ van Michael Jackson en ondertussen blog ik even een stukje. Op Michaels’ memorial wordt natuurlijk zijn eigen muziek gezongen. Hij is dan ook de King of Pop. Maar ook al ben ik geen Queen of Pop, toch ik wil op mijn uitvaart ook de juiste muziek. Mijn favoriete nummers zullen wel niet door de artiesten live worden gebracht, dus doe ik het met een cd-tje.

Zolang ik bij E. ben, geef ik met enige regelmaat aan welke nummers ik gedraaid wil hebben tijdens mijn afscheid van het leven. Vrijdag liep ik met Speed of life van David Bowie in het hoofd rond. "Die wil ik ook als ik begraven word", stip ik aan. "Ik weet het", zeg E., die de krant zit te lezen. "Het is gewoon niet bij te houden. Je hebt er al zoveel genoemd. Vroeger wilde je ook nog Warszawa van David Bowie." Inderdaad, dat waren vroege uitvaartnummers. Speed of life is nu dus weer terug, maar van Warszawa zie ik toch maar af. Ik laat een aantal van mijn favorieten de revue passeren. "Als we alles moeten draaien wat jij wilt horen, dan kunnen we er rustig een dag voor uittrekken.", zegt onze zoon. Hij heeft gelijk,ik zal moeten kiezen. Het heeft nu nog niets van een evenwichtige lijst. Daar heb ik toch nog wat tijd voor nodig, maar ik ga ervan uit dat ik die tijd ook heb. 

Bij deze mijn top 5 in willekeurige volgorde:
Speed of life van Bowie dus (heel hard)

Iets van Michael Nyman uit de Piano

One in de uitvoering van Johnny Cash moet er absoluut in.

Ook heel mooi, van Nick Cave, Into my arms. 

En alhoewel ik iedere religieuze schijn wil vermijden, toch ook Hallelujah in de uitvoering van Rufus Wainwright, mijn favoriet. Alhoewel de versie van Jeff Buckley ook niet gek is. 

woensdag 28 januari 2009

De borrelnotenbeul



E. staat naast me. Hij vergrijpt zich aan een zakje Acapulco mix. Hij werpt de mix van borrelnoten met rijstcracks in kleine porties naar binnen. Eenmaal binnen verplettert hij het handjevol met veel lawaai. E. heeft goed ontwikkelde kaakspieren. Er zijn momenten dat ik daar bijzonder van kan genieten. Dan kijk ik met plezier hoe hij met zijn kaakspieren rolt als hij in gedachten is. Het zijn de momenten waarop ik in vervoering kan raken. Maar dit is niet zo'n moment. Na twee handjes ben ik al zwaar geĆÆrriteerd. Ik probeer het te negeren, maar het lukt me niet. "Mijn God, je hoeft die borrelnoten toch niet af te maken", bijt ik hem toe. "Ik hoef toch zeker geen medelijden met een borrelnoot te hebben?", verweert hij zich. "Dat kan toch wel met iets minder geweld en lawaai.", zet ik door. Hij vindt het overduidelijk flauwekul en doet niet eens zijn best om dat te verbergen. Hij neemt wat afstand en vervolgt dan zijn borrelnotenterrorisme. Krak, hij is de Terminator van zoutjes, krak, de killer van snacks, krak, de genadeloze borrelnotenbeul. En daar geniet hij zichtbaar van. Het is volstrekt onuitstaanbaar. Dit vraagt om een keiharde aanpak, om snoeihard lik-op-stuk-beleid. Misschien moet ik toch maar uitkijken naar zoutjes die smelten op de tong, Nibbits of zo.

De illustraties op mijn blog zijn afkomstig van Boomerang CardsHier vind je deze.

dinsdag 27 januari 2009

Geestverruimend badje

Ooit reisden boezemvriendin en ik af naar het bronnenbad in Nieuweschans. Dat was toen nog gewoon een bronnenbad en bij lange na niet het luxe kuuroord van nu. Opgewonden pratend reden we naar Nieuweschans. Er zou van alles kunnen worden verbeterd in de wereld, mits er maar naar ons zou worden geluisterd. Eenmaal in Nieuweschans lieten we ons in het bronnenbad zakken. En we waren niet alleen: vlak voor ons was er een buslading met Duitse huisvrouwen uitgeladen. Het waren professionele kuuroordgangers. Dat zag je zo. Want waar wij rondliepen met een afzichtelijk blauw plastic badkapje, waren de Duitse huisvrouwen getooid met vrolijke badmutsen met fladderende bloemen. Ook waren ze beter op de hoogte van de geneugten in het bronnenbad. Dat werd ons duidelijk toen we langs de massagemuur wilden lopen. Krachtige waterstralen masseerden de enkels, de kuiten, de kniexc3xabn... en toen stokte het. Op een zeker punt in de muur bleven al die vrouwen hangen. Waarom werd ons duidelijk toen de file langzaam oploste.
Het was al met al een enorm ontspannende sessie. Boezemvriendin en ik riskeerden een hartaanval door langer dan tien minuten in het warme water te blijven. We werden berispt in de stilteruimte, omdat we teveel kletsten. Rozig en tot op het bot ontspannen was onze alertheid teruggebracht tot nul. Volledig relaxed gooiden we ons in het verkeer. "Laten we eens in Stadskanaal gaan kijken", bedachten we onderweg. We zijn er nooit beland, want het uitstippelen van een route ging ons ver boven de ontspannen pet. Borden langs snelwegen met daarop Ga terug voorkwamen dat we onze thuisreis al spookrijdend aflegden. Op zeker moment wijs ik boezemvriendin op een joekel van een roofvogel. Boezemvriendin, inmiddels door de verkeersdeelname alweer iets alerter, zag dat het gewoon een vliegtuig was. Maar het is duidelijk: al met al was het een geestverruimende ervaring.

Zaterdagmorgen lig ik in een dampend heet bad. Dat heeft ook een zeer ontspannende werking op mij. Op een gegeven moment komt de oudste binnenlopen met de telefoon, want E. is er even niet. Het blijkt ons energiebedrijf te zijn met een goed aanbod. Tenminste, dat is wat ik ervan meekrijg. Of het mij ook niet goed lijkt om bakken geld te besparen? "Ja natuurlijk, lijkt dat me goed.", zeg ik meegaand. Ondertussen klotst het badwater lekker rondom mij. Heerlijk. Ik kan nu niet echt iets kritisch beoordelen. "Stuur maar iets op." zeg ik. Later vertel ik het aan E. Die schudt het wijze hoofd. Dat zou hem niet overkomen. "Altijd direct nee zeggen", zegt E. "Het was gewoon een ander energiebedrijf dat ons een aanbod heeft gedaan, zo doen ze dat." Hij wil dat gesodemieter niet."Ze kunnen enorm vasthoudend zijn, maar je moet het gewoon afkappen." "Ze hadden de beschikking over al onze gegevens, het was een kwestie van checken.", bedenk ik me nog. Zoals zo vaak heeft E. gelijk. Vandaag kregen we een aanbod van de Nederlandse Energie Maatschappij, een heel andere dan de onze. Ik kan dit soort telefoongesprekken beter niet meer in bad voeren. Dat maakt me week en weerloos. In een gemoedstoestand waarin je een vliegtuig voor een roofvogel aanziet, moet je geen zaken doen.

maandag 26 januari 2009

Nooit meer het kleine broertje

Vandaag hebben we afscheid genomen van onze lieve oudste tante. Nu is alleen mijn vader nog over van het gezin dat begon met vijf broers en zussen. Mijn vader was een nakomertje. Dus zijn hele leven was hij 'het broertje van'. Hij was de zeventig al ruim gepasseerd, toen zijn oudste zuster hem in het verzorgingshuis waar ze woonde nog voorstelde als "Dit is mien bruiertje". Met een leeftijdsverschil van zestien jaar is dat tot haar dood zo gebleven.
Zijn zussen droegen hem op handen. Toen hij een klein jongetje was, trakteerden ze hem op bananen. Die kregen ze in het ziekenhuis waar ze werkten. Voor hen was dat ook een traktatie, maar toch spaarden ze ze op voor hun broertje. Met smaak vertelde mijn tante dat ze ooit een truitje voor mijn vader had gebreid. Het werd niet echt op prijs gesteld, want het was een kriebeltrui. Schaterend van de lach vertelde ze dan: "En toun ston e doar mit zien aarmkes wied en hai jammerde mor zo maal, zo maal." Ook in zijn latere leven kon mijn vader er in moeilijke tijden op rekenen dat zijn zussen vierkant achter hem stonden.
Vanaf vandaag is mijn vader de nestor, in plaats van het kleine broertje. Dat zal even wennen zijn. Maar als vader van drie dochters neemt hij als enige man in het gezin ook weer een bijzondere positie in. Nu staan wij, mijn moeder en zijn dochters vierkant achter en voor hem. We deden het altijd al, maar zeker nu zullen wij hem op handen dragen.

zondag 25 januari 2009

Dan moet je niet gaan huilen


Zaterdagavond kijken we naar het journaal. Nieuwslezeres Astrid Kersseboom introduceert weerman Marco Verhoef. Ze maakt een bruggetje: "Dan gaan we nu voor het weer naar Marco Verhoef. En Marco, gaan we hier net zulk noodweer meemaken als in Spanje en Frankrijk?" Waarop Marco zegt: "Nee hoor, niet bang zijn. Dat valt reuze mee." Alsof Astrid dat zei omdat ze bang was. Marco spreekt met zijn reactie tot de vrouw en niet tot de vakvrouw. Weinig kans op dezelfde reactie als Gerard Arninkhof deze vraag had gesteld. In de wereld van Marco zijn vrouwen dus bang voor slecht weer.

Vrouwen huilen

Toen ik dit hoorde moest ik direct denken aan een ervaring van boezemvriendin. Zij had een onderzoek gedaan en bracht een advies uit over het vervolg. Toen ze dat destijds met een oude baas besprak, zei hij tegen haar: "En als het nou niet zo gaat als je graag wilt, dan moet je niet gaan huilen." Is boezemvriendin een huilerig type, zul je je afvragen. Nee, dat is ze helemaal niet. De reactie had ook hier niets met boezemvriendin als persoon te maken. Het was puur een reactie op het feit dat ze vrouw is. En in de wereld van deze oude baas gaan vrouwen dus huilen als de dingen niet zo lopen als ze willen. Boezemvriendin vertelt het nog regelmatig met smaak. En dan bescheuren we ons erom.

Buiten spel

Maar eigenlijk is het natuurlijk niet om te lachen. Het zijn restanten van het stereotiepe beeld van de vrouw als zwak wezen: bang en huilerig. Door beide heren ongetwijfeld niet lullig bedoeld, maar onbedoeld wel erg lullig. PrivĆ© kun je je aan dit soort zaken ergeren. Binnen een professioneel kader is het behalve ergerlijk ook schadelijk: het zet je als professional buitenspel. En zou je het in je hoofd halen om de man in kwestie terecht te wijzen, dan ben je een kenau. En ook dan sta je buitenspel. Je kunt het misschien maar het best negeren en met je gedrag je gelijk tonen. Maar gewoon moeten we het niet vinden. 

De illustraties op mijn blog zijn afkomstig van Boomerang Cards.  Hier vind je deze.

zaterdag 24 januari 2009

Supersuper

Het is niet de eerste keer dat ik hier geheel belangeloos de loftrompet steek over onze super. Een jaar lang mocht onze Super zich de beste super van de provincie noemen. Onze visafdeling viel al eens in de prijzen. En wat lees ik nu weer in de krant? De bazen van onze Super, jonge baas en oude baas, zijn de beste superondernemers van de provincie Groningen geworden. Dus heb ik een woord teveel gezegd? Geen woord!
En waarom zijn onze Superbazen van die superbazen? Omdat ze een ambachtelijke benadering van het vak hebben. Zo verkopen ze graag verse vis, in plaats van voorverpakte vis. Dat is tenminste wat in de krant vermeld stond. Maar u begrijpt, het kost mij geen enkele moeite om dat rijtje aan te vullen. Ze hebben namelijk ook een heel ambachtelijke medewerkerbenadering. Ze doen er alles aan om hun medewerkers tevreden te houden. Want zulke superbazen weten het natuurlijk als geen ander: met tevreden medewerkers ook tevreden klanten. Als het nodig is, zoenen ze iemand desnoods voor de soepen. En ook als klant geniet ik wekelijks van de persoonlijke ambachtelijke benadering van onze superbazen. Zo benaderde oude baas me ooit toen ze supersizekarren hadden besteld. "Voor klanten zoals u hebben we nu extra grote karren besteld." Dan voel je je toch gezien als klant, dan voel je je als grote afnemer toch erkend?
Uitstapjes van mijn kant naar de Jumbo draaiden uit op een desillusie. Maar is dat een wonder? De puzzelstukjes vallen toch steeds meer op zijn plaats. Ik heb geen extra bewijs meer nodig. Ik durf het hardop te zeggen: ik winkel wekelijks in een supersuper. 

vrijdag 23 januari 2009

Keuzemenu

"Daar kom je toch niet uit", zegt E. Hij heeft hoogstwaarschijnlijk gelijk. Het is vandaag vrijdag, en het liefst kook ik dan een beetje gemakkelijk. Vandaag geef ik ze de keuze: gebakken aardappeltjes met worteltjes en vis of kapucijners met spekjes. Waarbij kapucijners met spekjes natuurlijk een makkelijk te bereiden maaltijd is. Deze eenvoudige keuze leidt tot een slagveld aan mogelijkheden.
"Doe maar kapucijners", zegt de oudste. "Nee, doe maar aardappeltjes met vis", zegt de jongste. Onze zoon ligt op de chaise longue. Hij heeft een laptop op schoot en oortjes in. Vandaar dat zijn reactie ietwat vertraagd komt. "Doe maar soep", roept hij. "Dat kun je niet kiezen", zeg ik. "Waarom niet?", zegt hij. "Daar heb ik zin in." E. zegt het niet, maar hij geeft de voorkeur aan aardappeltjes met wortels. Dat is meer werk. En E. ontwikkelde al in het begin van onze relatie een voorkeur voor bewerkelijke maaltijden. Tenminste, als ik kook.

Onze oudste heeft morgen een verjaardagsfeestje. "Eet je morgen ook met ons mee?", vraag ik. "Denk het niet", zegt ze. "Dan eten we vandaag aardappeltjes met wortels", zeg ik. "Als je dan maar niet morgen kapucijners gaat eten", zegt onze oudste. Want daar wil ze wel graag bij zijn. "Eet maar iets met rijst of zo." Rijst lust ze volgens haar niet. "Geen noedels." Want dat lust ze dan weer wel. "Noedels met garnalen vind ik wel lekker", zegt ze. Onze zoon mengt zich ook nog weer even in het gesprek. Hij overschreeuwt zijn oortjes: "Geen garnalen", zegt hij. Want die lust hij dan weer niet. En zo zitten we voor we er erg in hebben in een kluwen van gerechten die de een wel lust en de ander niet.

Het zijn de dagelijkse dilemma's waar de kok hier rekening mee moet houden. De oudste heeft liever geen rijst of pasta. Dus als we de ene dag rijst eten, dan eten we de dag daarna geen pasta. Want dan eet ze twee dagen amper. Zij is dol op aardappels; gebakken, gekookt of in een omelet. Dat maakt haar dan weer niet uit. En ze lust alle vissoorten. Maar uien helemaal niet. Onze zoon lust wel aardappels, maar is ook dol op rijst. Vooral met rundvlees. Aardappelomeletten vindt hij minder lekker en hij is niet dol op vis. De jongste lustte tot voor kort alles. Maar nu neigt ze in haar eetgewoonten naar haar zus. "Ze aapt haar gewoon na.", zegt onze zoon. "Ze lust dat heus wel."
Onder het eten vertel ik dat ik deze week Nigella Lawson zag op de televisie. GeĆÆnteresseerd als ik ben in snelle maaltijden, sprak haar minutenmaaltijd me zeer aan. Ze grilde een lendelapje en maakte daarbij een witte bonenpuree met knoflook. Erg smakelijk volgens Nigella. En zo zag het er ook uit. De jongste is druk bezig om ongeveer de helft van haar worteltjes weg te snijden. "Je waagt het niet om dat te koken hoor", zegt ze. En zo is er maar weinig wat de goedkeuring van iedereen kan wegdragen. Het blijft dus schipperen. 

donderdag 22 januari 2009

Wasdrogerballen

"Klonk, klonk, klonk", doet de wasdroger. "Wat maakt dat ding een lawaai", zegt E. "Ja", zegt onze jongste, "dat zijn de wasdrogerballen. Die heeft mamma gekocht." E. had er nog nooit eerder van gehoord. En ik eerlijk gezegd ook niet. Maar ik kan dat soort dingen nou eenmaal niet weerstaan: ik ben dol op huishoudelijke noviteiten. Ik zag ze liggen bij de Xenos en was meteen verkocht. Het zijn lichtblauwe plastic ballen met stekels eraan. Ze maken je was zachter en zorgen ervoor dat het sneller droogt. Energiezuinig dus. Wat niet op de verpakking stond was dat ze enorm veel herrie maken in de droger. Maar goed, de was droogt hier nou met twee blauwe ballen erbij. Of het ook sneller droogt en of de was zachter wordt? Eerlijk gezegd weet ik het niet. Ik heb niet de indruk dat het veel uitmaakt. Maar dat is dan wel weer slim, want je weet het niet hĆØ? Je kunt het niet goed testen: het hangt allemaal af van de hoeveelheid was en van het soort materiaal. Dus wat dat betreft blijf ik in het ongewisse. Ook bij het naschudden van de was worden de ballen met grof geweld door de trommel gemept. Als de warme lucht er lang genoeg op blaast, worden de balletjes zachter. Dat geeft me weer te denken over eventuele weekmakers in de balletjes. Ik geef het eerst het voordeel van de twijfel. Ze gaan honderd droogbeurten mee, dus ik kan nog wel even vooruit.

woensdag 21 januari 2009

Blue Wednesday

Maandag was het blue monday, las ik in de krant. De dag waarop de meeste mensen een dip hebben. Ik heb tot vandaag gewacht. Voor mij was het vandaag blue wednesday. De dag viel me zwaar. Ik heb dan ook niet veel anders gedaan dan een beetje op de bank rondhangen. En daarbij mijmeren over de eindigheid van het leven, de dingen die voorbijgaan en onterechte beslissingen. Met chocola heb ik geprobeerd me er weer bovenop te krijgen. E. onderkent de ernst van de situatie en biedt van schrik aan om te koken. Het wordt zeer gewaardeerd. Behalve hangen en mijmeren heb ik vandaag het nieuws rondom de inauguratie van Obama gevolgd. Gisteren was ik er namelijk niet om het live te zien.

Hij is als een soort superster binnen gehaald, een nieuwe held. De euforie is groot in de Verenigde Staten. En dat werkt aanstekelijk. De kritiek op zijn gebrek aan ervaring is even verstomd. En waarom ook niet? George W. Bush had zat ervaring. Hij kreeg de politiek al via de moedermelk van moeder Barbara binnen. En toch heeft hij er een potje van gemaakt. Dus als er een moment is om iemand met weinig politieke ervaring het voordeel van de twijfel te gunnen, dan is dat nu. Het is altijd goed om iemand het voordeel van de twijfel te gunnen.

En laten we eerlijk zijn: het is toch een genot om te luisteren naar iemand die zo kan speechen? Daar knapt een mens, een natie, de hele wereld toch enorm van op? Uit die speeches, die natuurlijk ook uit de pen van een briljante tekstschrijver komen, komt Obama naar voren als een wijs man. En dat is precies wat er nu nodig is. De leider van een wereldmacht als de Verenigde Staten moet wijs zijn. Een wijs mens is niet alleen slim, maar die kan zich ook nog eens verplaatsen in een ander. Door dat vermogen kun je bruggen bouwen. En in de afgelopen acht jaar zijn er veel bruggen weggeslagen in de Verenigde Staten door de ervaren politicus George W. Bush.

Vanmorgen las ik in ons regionale dagblad dat er geen fameuze oneliner in de speech van Obama zat. Maar daar ben ik het niet mee eens: We gathered here because we've chosen hope over fear. Een prachtige zin. Een zin waar niet alleen de Verenigde Staten mee vooruit kan. Of Obama een ware leider zal zijn, zal de toekomst leren. Wat ik nou al wel durf te zeggen is dat hij in ieder geval baas over woorden is.

Ik denk dat er vanavond nog wel een reepje chocola genuttigd moet worden. En misschien, heel misschien is de donderdag dan wel minder blue.

Verdrietig moment

Als je op een zekere leeftijd bent, heb je van het leven niet veel meer te verwachten dan de dood. Vandaag overleed mijn lieve vrolijke oudste tante. Ze werd maar liefst 91 jaar oud. Voor de verjaardag van mijn vader haalden we haar in 2007 op. Met de rolstoel ging dat prima. Maar ze was erg benauwd. Mijn vader en moeder zijn na de dood van mijn opa in zijn ouderlijk huis gaan wonen. Ze vond het mooi om er nog weer eens te zijn. Toen mijn zus en ik haar met de auto weer naar huis brachten zei ze: "Dit was misschien wel de laatste keer dat ik hier geweest ben". Dat was niet zo, want ook het afgelopen jaar heeft mijn zus haar nog weer opgehaald.
Het is al heel veel jaar geleden dat haar man overleed. Die miste ze. En twee jaar geleden overleden ook haar zus en zwager. Met haar zus had ze - hoe verschillend ze ook waren- levenslang een innige band. Toen ze nog meisjes waren, lagen ze samen in een smal bedje in het vooronder van het schip. Als de een zich wilde draaien, moest de ander meedraaien. Toen ze volwassen werden gingen ze beiden in hetzelfde ziekenhuis werken. En vervolgens vonden ze allebei een man in dezelfde plaats. Daar hebben ze hun hele leven naast elkaar gewoond. Tot voor twee jaar dan. En dat viel haar zwaar: ze kon maar niet wennen aan het leven zonder haar zus.
Toen mijn zus en ik in 2007 weer terug reden waren we allebei even in tranen. Omdat onze tante ons een aantal malen vertelde hoe ze haar zus miste. Dat konden we ons zo goed voorstellen. En omdat we zelf ook dachten dat het misschien wel de laatste keer geweest was. Het was een voorschot op het verdriet dat onvermijdelijk komen ging. Mensen zijn nou eenmaal niet onsterfelijk. Iedereen hoopt zo 91 jaar te mogen worden, maar het moment van sterven is altijd een verdrietig moment.

maandag 19 januari 2009

In gesprek met de boezem

Zo nu en dan overkomt het je. Dan tref je iemand die in gesprek gaat met je boezem. Laatst had ik een gesprek met zo'n boezemstaarder. Af en toe zwommen zijn ogen even richting mijn gezicht om dan snel weer vaste grond te vinden op mijn boezem. Het is niet voor het eerst dat zoiets gebeurt, maar het blijft een vreemde gewaarwording. Mijn boezem zat keurig verpakt in een decent bloesje. Absoluut geen aanzet of glimp van een boezemspleet te bekennen. Want dat vraag je je als vrouw dan namelijk onmiddellijk af: heb ik ze teveel in de aanbieding? Maar dat was die dag niet het geval. Ze zaten namelijk evenmin in een strakke verpakking.

EĆ©n van onze oude bazen liep met een knipsel op zak, waarin stond dat boezemstaren gezond was. Het zou levensverlengend werken. Op internet vind ik het knipsel terug. Duitse onderzoekers vonden een fantastisch alibi om langdurig op de boezem te fixeren: ze verhieven het tot onderzoek. En de resultaten waren opmerkelijk. Tien minuten boezemstaren is net zo gezond als een half uur gymmen, aldus de onderzoekers. Mijn gesprekspartner had na ons gesprekje zeker anderhalf uur gym achter de kiezen. Notoire boezemstaarders zouden zelfs vier tot vijf jaar langer leven. "Seksuele opwinding doet het hart kloppen en verbetert de bloedcirculatie. Het staat vast dat dit een gezonde activiteit is." aldus de onderzoekster. Het onderzoek dateert van een aantal jaren geleden. De oude baas is inmiddels twee jaar vertrokken en hij droeg het artikel al bij zich.

Geruststellend aan zo'n onderzoek is dat ik nu weet dat er inderdaad geen aanleiding hoeft te zijn. Je hebt blijkbaar notoire boezemstaarders. Het maakt niet uit wat je draagt: een hooggesloten bloesje, een wijd shirt of een laag uitgesneden t-shirt, het maakt niet uit. Het simpele feit dat je een boezem hebt, is voldoende.
 

zondag 18 januari 2009

Shitlandpony

Onze jongste noemde Shetlandpony's vroeger Shitlandpony's. Dat vonden haar broer en zus natuurlijk erg leuk, dus die praten nu nog steeds over Shitlandpony's. Nou zou je misschien denken: hoe vaak wordt er over Shetlandpony's gepraat bij jullie thuis? Nou best veel eigenlijk, er hoeft praktisch geen of slechts een hele kleine aanleiding te zijn om het er even over te hebben. Zo valt ook vanavond het woord Shitlandpony weer aan tafel. Het is nog steeds leuk. De jongste reageert direct. "Maar zo heten ze echt hoor. Zo spreek je het uit." Ze steekt een hele verhandeling af. "Ik heb het zelf gevraagd." Ze heeft een klasgenootje die veel over paarden weet gevraagd. En dat bood volgens haar uitsluitsel. We zijn allemaal enigszins in verwarring. E. en ik begrijpen uit haar relaas dat ze weet dat je eigenlijk Shetlandpony's moet zeggen, maar haar broer en zus begrijpen iets anders. En zij hebben gelijk. Want volgens onze jongste is door een deskundige bevestigd dat de officiƫle term Shitlandpony's is. "En zij zal het heus wel weten", zegt ze. "Ze heeft vijftien diploma's voor paardrijden." "Nou", zegt onze zoon. "Dan heeft ze er niet veel verstand van." Het is volstrekt duidelijk: dit is niet de laatste keer dat we het over Shit- of Shetlandpony's hebben gehad.

zaterdag 17 januari 2009

Licht aan

Mijn moeder groeide op in een gezin waar altijd honden waren. Haar vader kreeg vaak honden waar niets mee te beginnen viel, afgekeurd politiehonden en dergelijke. Die richtte hij dan af. Ik herinner me natuurlijk alleen de laatste hond nog: Trix, een hele lieve hond. Maar aan Trix ging een hele serie honden vooraf. Het waren altijd grote honden: Deense doggen, herders. Als jong meisje is mijn moeder ook wel gebeten door die honden. Nieuwsgierig als ze was naar zo'n nieuwe hond, ging ze dan in de schuur kijken. Medelijden had haar vader niet als ze werd gebeten: ze had beter moeten weten dan een vreemde hond aan te raken.

Een paar huizen verderop bij mijn opa en oma woonden zijn broer met zijn vrouw. Ik herinner het me niet, maar ik ken de verhalen. De broer van mijn opa was net als hij een stille man. Maar daar hield alle gelijkenis dan ook wel op. Samen met zijn keurige vrouw kreeg hij een keurig kind. Bij mijn opa en oma was het een vrijgevochten bende met zeven kinderen. De broer van mijn opa had net als opa ook altijd een hond. Maar daar hield dan ook de gelijkenis weer op. Terwijl mijn opa grote honden had met een voorgeschiedenis, had zijn broer keurig gekamde schoothondjes.

Een verhaal dat graag verteld werd in de familie ging over het hondje van mijn opa's broer. Op een avond waren opa en oma op visite bij zijn broer. Het hondje was er natuurlijk ook. Het was een keffertje. Niet echt mijn opa's type hondje. Het keffertje deed zijn naam eer aan: het kefte aan de lopende band. "Ach", zei de vrouw des huizes, "hai wil t licht aan hebben".  Dus ging het licht aan. Aan het keffen kwam natuurlijk geen einde. "Volgens mie wil e t nou weer oet hebben", zei mijn opa op een gegeven moment.

Rode lopers en borsthaar

Trendwatchers zoals Lideweij Edelkoort of Adjiedj Bakas, zien trends ver van tevoren aankomen. Zo zit het bij mij niet helemaal. Maar ik zie ook wel eens wat. Over sommige dingen struikel ik gewoon, en andere merk ik op. Twee trends die ik wil delen: de rode loper en de terugkeer van het borsthaar.
  • Ze duiken overal op: rode lopers. In de kerstvakantie liepen we in de stad. En daar lagen ze: meterslang. Vastgezet met schroeven tussen de tegels. En ook in ons winkelcentrum liggen er rode lopers voor de ruiten van de Hema langs. Naief als ik ben, dacht ik dat die rode lopers waren om te voorkomen dat je op de gladde stenen zou uitglijden. Vooral in de stad is gekozen voor een steen zonder profiel. En bij nat weer is dat glad. Niet voor niets zong De Bende een aantal jaren geleden toen de koningin naar de stad kwam: "Breek toch nait joen baintjes op die gladde gele staintjes". Dus vandaar die rode lopers dacht ik. Maar nee, mijn zus wist me te vertellen dat het niets te maken heeft met gladheid. Ze liggen er om te voorkomen dat er fietsen worden geplaatst.
  • Een andere nieuwe trend: het borsthaar is terug. Nog niet zo lang geleden moest de bast compleet kaal zijn, vachtjes waren uit den boze. En nu zie je het ineens weer overal. Zo zie ik bij nadere bestudering van de Gillette reclame dat de torso van Thierry Henry gesierd wordt met een bescheiden afrovachtje. Daarvoor wordt het mes dus niet gehanteerd bij Henry. Bij Matthijs van Nieuwkerk groeit het borsthaar zelfs uit de bloes omhoog. En ook in allerlei bedscĆØnes in mijn favoriete series, zie ik dat de dames het hoofd weer op een behaarde borst te rusten leggen.
Hoe gaat het met dit soort trends? Ze komen en gaan. Of de rode loper het redt is afwachten. Ligt die er over vijf jaar nog? Ik betwijfel het. En het borsthaar? Dat zal over vijf jaar misschien wel weer uit zijn. Maar je kunt erop wachten: het groeit altijd weer terug en het zal ook altijd weer 'in' worden. 

vrijdag 16 januari 2009

Meer, meer, meer

Ik ben verdiept in het boek Het pauperparadijs van Suzanna Jansen. Ze heeft er de voorgeschiedenis van haar familie -afkomstig uit Veenhuizen- in opgetekend. Generaal Van den Bosch stichtte een kolonie in eigen land voor bedelaars, landlopers en armlastigen. Met zijn Maatschappij van Weldadigheid, probeerde hij met strakke hand de armen in het gareel te krijgen. Een omstreden streven. Destijds werd het nog als een schande gezien om in te grijpen in dat wat God goeddunkte.

E. komt binnenlopen met de telefoon. "Oxam Novib", zegt hij. Aan de andere kant van de lijn steekt een jonge vrouw die op deze manier iets bijverdient, onmiddellijk van wal. Dat het zo erg is in Afrika met de honger. Dat ze dat echt niet langer aan kunnen zien. Dat er beslist ingegrepen moet worden. In hoog tempo doet ze haar verhaal. Ze leest het voor van een papiertje of een beeldscherm. Ik zeg niets tijdens het hele relaas, maar mijn ergernis bouwt zich langzaam op. Ik hoor haar langzaam uitrazen. Ze haalt diep adem en dan komt ze met haar vraag: ik ben al donateur van Oxam Novib, of ik niet partner wil worden. Zonder adem te halen gaat ze door: "Maar voor het partnerschap vragen we natuurlijk wel een hogere bijdrage." Ik laat even een stilte vallen. "Ik vind het zo wel goed", zeg ik. "Oh", reageert ze "nou dan bedankt voor uw tijd en nog een prettige dag."

Ik heb er een verschrikkelijke hekel aan. Je geeft iets- ik ben donateur zolang ik een inkomen heb- maar door iets te geven ben je ook direct een doelwit geworden. Een doelwit voor al dit soort acties. Ze moeten ergens beginnen, dus beginnen ze maar in het adressenbestand dat ze toch al hebben. Het irriteert me, omdat ze het zo brengen dat je eigenlijk geen nee kunt zeggen. Wil ik het op mijn geweten hebben dat al die Afrikanen sterven? Natuurlijk niet! Dus doneren, doneren, doneren. Het is de Maatschappij van Weldadigheid anno 2009. En het is nooit genoeg. Je zou zeggen dat je dit soort zaken in de 21ste eeuw toch anders zou moeten kunnen oplossen. 
De telefoonterreur en de ladingen direct mail die goede doelen tegenwoordig ook hanteren, staan me tegen. Ooit vertelde mijn oom hoe hij daarmee omging. Na het zoveelste telefoontje 's avonds was hij het zat. "Even met mijn vrouw overleggen", zei hij, om vervolgens de hoorn naast zich neer te leggen en niet weer op te nemen. De verkoper aan de andere kant van de lijn is nog een tijd aan de lijn gebleven, maar op den duur was de boodschap wel duidelijk. "Ze bellen nooit meer", zei mijn oom zonder een spier te vertrekken.

donderdag 15 januari 2009

Eerder Spiek aan diek dan Shanghai

We hebben het over verhuizen. Onze zoon kijkt op Funda naar huizen. Een vriendje vertelde vandaag dat hij gaat verhuizen. Zelf zijn we er niet echt voor in, dat niet. Maar stel dat, waar zouden we dan heen gaan? "Zouden jullie hier blijven en dan een eindje verderop gaan wonen?", vraagt onze zoon. "Nee, dat denk ik niet", zeg ik. "Als we hier willen wonen, woon ik het liefst in dit huis." Niet dat er niets aan dit huis mankeert, maar het is onze plek hier. Daar is hij het volkomen mee eens.

Dan gaat de telefoon. De jongste neemt 'm aan. Ze kleurt licht als ze de hoorn aan E. overgeeft. "Het is een Chinees die Engels praat", zegt ze. Het lijkt ons onwaarschijnlijk. E. pakt de hoorn en luistert naar de woordenstroom. Hij reageert inderdaad in het Engels. Hij houdt het netjes af en loopt met de telefoon de kamer uit. Wij kijken hem vragend aan. Even later komt hij weer binnen. "Ze gaan een Business Park in Shanghai bouwen", vertelt hij. "Het is helemaal op design gericht. En ze vroegen of ik geĆÆnteresseerd was."

Onze zoon pakt de draad van het gesprek gewoon weer op. "Waar zou jij willen wonen als je hier niet woonde?", vraagt hij aan E. "Shanghai?", vraag ik. Maar nee, dat toch maar niet. "Ergens aan zee.", zegt E. "In Noord-Holland?", vraag ik. "Neuh", zegt E. "Spiek aan diek of Termunterziel."

woensdag 14 januari 2009

Ja mem, met mij

Het is alweer jaren geleden dat ik voor mijn werk moest verkassen. Het gebouw waarin ik mijn kantoor had, werd gerenoveerd. Met een aantal andere medewerkers die in hetzelfde schuitje zaten, werden we geplaatst in een nabijgelegen gebouwtje. Een grote ruimte in dat gebouw werd omgetoverd tot een soort kantoortuin. Vijf vrouwen namen er hun intrek. Vier jonge vrouwen en een vrouw van middelbare leeftijd. We hebben er de tijd van ons leven gehad. En al met al werd het een grensverleggende ervaring.

De grenzen werden verlegd door met name onze oudere collega. Zij had een volstrekt andere kijk op de wereld. Natuurlijk omdat ze ouder was, maar dat was het niet alleen. Ze was dol op Amerika en Amerikanen. Daar kon ze totaal geen kritiek op verdragen. Helden, waren het, stuk voor stuk. Ook shockeerde ze ons met het verhaal dat ze haar dochter voor haar achttiende verjaardag een 'nosejob', een cosmetische neuscorrectie, had aangeboden. Haar dochter had het afgewezen. Voor ons was dit een nieuwe invalshoek. Onze moeders vonden ons stuk voor stuk beeldschoon zoals we waren.

Ze had zo haar eigen rituelen rondom het werk, onze oudere collega. Naast de grote ruimte die we met zijn vijven deelden, had ze nog een riante ruimte voor zichzelf geclaimd. Daar wijdde ze zich aan haar heilige taak: het uitwerken van notulen. Iedere poging van anderen die geen onderdak hadden om een claim te leggen op die ruimte, werd genadeloos gepareerd. Zij had recht op een stille ruimte om zich aan haar taak te wijden. Anno 2009 zouden we niet onder de indruk zijn van haar workload. Maar eerlijk gezegd, was ik dat toen ook al niet. Het kon destijds allemaal. Als een brief vandaag niet verstuurd werd, dan kon het morgen nog wel en anders volgende week.

Als je met zijn vijven zo boven op elkaar zit, krijg je veel mee van elkaars dagelijkse gewoonten. Voor een bepaalde vergadering maakte ze zich altijd even netjes op. "Voor wie maak je je zo mooi?", vroegen wij dan. Uiteindelijk verklapte ze dat het voor een manager psychiater was. "Zo charmant hĆØ?", zei ze dan. Ook belde ze altijd onder werktijd met haar moeder. En ze beknibbelde beslist niet op aandacht voor haar moeder. Het waren lange telefoongesprekken die altijd begonnen met de tekst: "Ja mem, met mij." Dat de baas voor de kosten opdraaide was niet iets waar ze mee kon zitten. Ik vond het opmerkelijk. Ze werkte namelijk niet full time en buiten het werk hou je dan nog genoeg tijd over om je privĆ©zaken af te handelen.

We zijn goed door deze periode heen gekomen. De enige twee die nog over zijn van het clubje van vijf van destijds zijn boezemvriendin en ik. De anderen zijn naar elders vertrokken of met pensioen gegaan. Ik heb nog wel iets in ere gehouden uit die periode. Nog regelmatig zeg ik als ik mijn moeder bel: "Ja mem, met mij". Maar ik bel dan wel in eigen tijd. 

zondag 11 januari 2009

Een goede tweede

Om het Hollands ijsfestijn helemaal af te maken, heb ik vandaag snert gekookt. Het lijkt er immers op dat het de laatste schaatsdag is. Vandaag gingen E. en onze zoon naar het Schildmeer. Gisteren deden ze het Zuidlaardermeer aan. De oudste viel er op haar buik en knieƫn, dus die haakte vandaag geblesseerd af. Maar ze had dan ook vrijdagmiddag al de hele middag geschaatst. Dus er is uitgesleept wat erin zat. Op het Schildmeer was het aanmerkelijk rustiger dan op het Zuidlaardermeer. Het ijs was dan ook van mindere kwaliteit. Maar toch: twee rondjes waren voor cracks als mijn mannen geen probleem. Een rondje rond het meer is zo'n tien kilometer. "Als Sven Kramer het in 13 minuten kan, dan moeten wij het toch in een half uurtje kunnen doen.", aldus onze zoon.

Vanavond schuiven we dus aan voor de snert. We zijn vroeg, want ik had de snert overdag al gekookt. Net als mijn schoonvader gebruik ik krabbetjes en verse worst voor het trekken van de bouillon voor de snert. De snert wordt goedgekeurd, alhoewel die van opa iets dikker is. En dus beter. Maar dat hoef ik me helemaal niet aan te trekken, aldus onze zoon. Opa is nou eenmaal de chef. Dus daar mag ik het als goedbedoelende amateur rustig tegen afleggen. "Opa is ook heel precies", aldus de kinderen. "Heel anders dan oma Moeke. Die gooit er als ze kookt uit de losse hand van alles in." En dat is eerlijk gezegd ook meer mijn stijl. Van opa's snert gaat het geruisloos over op de kippenpoten van opa. "Die zou jij ook heel lekker vinden", zegt de oudste. "Die kippenpoten van opa, die zijn zo lekker. Precies goed gekruid. Daar zou een vegetariƫr nog vlees van gaan eten.", aldus onze zoon. Praten over het eten onder het eten. Heerlijk.

zaterdag 10 januari 2009

Gezond

Het is gezond weer. Tenminste dat dacht ik. Sinds vandaag ben ik weer een illusie armer. Dit weer is namelijk helemaal niet gezond, lees ik in de krant. Het is fris, maar dat is wat anders. Wat blijkt namelijk? Uitlaatgassen en andere uitstootgassen vermengen zich als het minder koud is met hogere luchtlagen. Maar als het zo koud is, gebeurt dat niet. Gevolg: de gassen blijven laag hangen en er ontstaat smog. Wat is gezond en wat niet? Ik weet het niet meer. Sommige berichten druisen in tegen mijn intuĆÆtie van wat gezond is.

Zo sla ik vandaag ook een blaadje open dat ik bij de apotheek scoorde. Ik lees een interview met kunstenares Ans Markus. Zij is haar hele leven al op dieet, vertelt ze. Ze is zestig jaar en weegt 62 kilo. Ze eet 's morgens gesneden fruit met sojavla en yoghurt. Tussen de middag eet ze een bruine boterham met tofupesto en 's avonds eet ze gepocheerde vis met groente. En iedere avond kijkt ze verlangend uit naar het ontbijt van de volgende ochtend. Het stond niet in het interview, maar ik denk dat ze ook op tijd naar bed gaat. Is dat gezond?

Het interview is afgenomen in het kader van gezond leven. Dus het antwoord moet zijn: ja. Maar terwijl ik het lees, vraag ik me af: is dit dan gezond? Is dit leven? Het lijkt mij namelijk niet gezond. Ik vind het dwangmatig. Als je 's avonds verlangend uitkijkt naar het ontbijt van de volgende ochtend, dan heb je niet genoeg gegeten, lijkt me. En als ze eet wat ze zegt, dan klopt dat volgens mij ook. Dat is te weinig voor een volwassen vrouw. Toch wordt het gepresenteerd in een blad dat een gezonde leefstijl promoot. Het citaat "'s Avonds kijk ik verlangend uit naar het ontbijt", is zelfs groot afgedrukt. Ik vind het bedenkelijk.

Vandaag zit ik er dus al twee keer naast. Toch denk ik dat het maar het verstandigst is als ik op mijn eigen gevoel van wat gezond is afga. Ik ben nooit ziek, dus zover zal ik er toch niet naast zitten. En al teveel nadenken over je gezondheid dat is volgens mij ook weer niet gezond.

vrijdag 9 januari 2009

Alles moet anders

Mijn baas zegt het regelmatig: alles moet anders. Meestal valt dat wel mee. Maar zo af en toe moet er inderdaad iets veranderen. Zo moeten we als staf nu aan de urenregistratie. Ik vertel er thuis over. "Het is een schijnzekerheid zo'n urenregistratie. Je kunt het net zo buigen als je wilt.", vertel ik. "Stel: ik schrijf een stukje in een kwartier. Dat is voor mij niet ongewoon. Maar je zult geen communicatiebureau treffen dat voor het schrijven van een stukje een kwartier rekent. Het is heel legitiem om daar minstens een uur voor te rekenen. En als je wel een kwartier in je registratie schrijft, dan krijg je er misschien niet meer voor dan een kwartier in het vervolg. Dan wordt dat de norm." Ik denk niet dat er iemand beter van wordt. Des te meer er wordt geknepen en gesneden, des te meer je als medewerker ook op je strepen gaat staan. Zo werkt dat. Tijdens het eerste gesprek dat ik had bij mijn huidige werkgever werd me verteld: "Wie goed werk doet, wordt hier ook goed betaald." Wie goed doet, goed ontmoet. En het omgekeerde geldt natuurlijk ook. Ben je als werkgever afgemeten, dan smeek je om afgemeten medewerkers. Ooit zei iemand tegen mij: "Je werkt hier alsof het je eigen bedrijf is." En ik zei toen: "Dat is ook zo. Zo wil ik ook graag werken." Maar dat is allemaal een beetje veranderd. Ik werk nog met veel plezier en bedrijfstrots, maar het is niet meer mijn eigen bedrijf. Dan zou ik het toch anders doen.

Onze zoon ziet het wel zitten, zo'n urenregistratie. Hij heeft er zijn heel eigen beeld van. "Half negen, stukje geschreven. Half tien, telefoontje. Half elf, kopje koffie gedronken. Half een, me letterlijk uit de naad gewerkt. Duur: een tel." Hij vindt het zelf nogal vermakelijk. Vooral het uit de naad werken gedurende een tel spreekt hem zeer aan. Maar zo zal het wel niet gaan. Hoe dan wel, dat weet ik niet. Maar ach; misschien is het ook zo gek nog niet. Misschien creeĆ«rt het wel ruimte die ik nog nooit heb gehad. Ik schrijf een stukje in een kwartier, schrijf een uur. En die overgebleven drie kwartier is dan gewonnen tijd. Misschien kan ik mijn cursus Spaans weer oppakken. Kom ik toch nog vooruit in de wereld. 

donderdag 8 januari 2009

Praten over seks

"Ik vind dat die televisie teveel aanstaat", zegt E. Het is laat in de middag en onze zoon kijkt naar een motorprogramma. En je ziet inderdaad heel wat voorbij komen. Zo zagen we deze week ook al een fragment van Dr. Phil. Het thema van de uitzending was praten over seks. Dat moet je met opgroeiende en puberende kinderen doen, vertelt Dr. Phil. En niet een keer, je moet het blijven doen. In de studio is een vrouw aanwezig die het moeilijk vindt om het woord 'seks' te zeggen. Kijk, en dan wordt het natuurlijk een beetje lastig. We zien een filmpje waar de vrouw met haar hand voor de mond of de ogen 'seks' zegt.

Maar Dr. Phil zou Dr. Phil niet zijn als hij hier geen antwoord op had. Hij schakelt een therapeut in die de vrouw middels een oortje door de gesprekken met haar dochters loodst. De vrouw zit in haar keuken en haar elfjarige dochter komt binnen. Je ziet steeds een inzetje van de therapeut. Die zegt: "Say it - zeg het tegen haar." Aarzelend begint ze: "Je weet toch welk woord mamma heel moeilijk vindt om te zeggen?" Het meisje knikt. Die denkt er niet over om het woord zelf in de mond te nemen natuurlijk. De therapeut moedigt haar aan: "Toe maar, zeg het woord. Zeg het tegen haar." Ze vervolgt haar praatje. "Toch wil mamma proberen om met je over ....seks te praten." De therapeut is in extase: "Fantastisch, je doet het ge-wel-dig. Zeg het nog een keer." En dat doet ze. Na de elfjarige dochter komt haar vijftienjarige dochter. "Zeg dat je haar tekort hebt gedaan door niet met haar over seks te praten.", zegt de therapeut. Ze begint: "Mamma heeft je tekort gedaan. Je weet waar mamma heel moeilijk over praat." "Zeg het woord", knalt de therapeut in het oortje. "Ik ga het nu tegen je zeggen: seks." "Zeg dat zij het ook moet zeggen.", bedenkt de therapeut. "Zeg jij het ook maar", zegt de moeder. Het meisje is duidelijk verbaasd. Vijftien jaar lang is het woord nooit gevallen en nu ineens in een gesprek twee keer. Ze vindt het maar een vreemde zaak. "Moedig haar aan.", interrumpeert de therapeut. Hij hangt tegen een persoonlijk hoogtepunt aan. Dat is wel duidelijk. "Nou, okee", zegt het meisje "seks". En zo komt er ook aan dit gesprek over seks weer een einde. We zien vervolgens beelden van de verhitte moeder die zichzelf na deze zware gesprekken met de hand wat frisse lucht toe zit te wuiven.

Onze zoon hangt onderuit en ziet het allemaal aan. "Nou mam, daar heb jij geen oortje voor nodig", zegt hij. En zo is het. De aflevering van Dr. Phil bereikt ondertussen een climax als de vrouw ook in de studio van Dr. Phil voor al dat publiek nog eens 'seks' moet zeggen. "Moet dat hier? Voor al die mensen?", vraagt ze. Ze zit te slikken of ze een haarbal moet uitspugen, om er dan heel terloops 'seks' uit te gooien. Het publiek is uitzinnig. Iedereen klapt en joelt. Het is geweldig. Er is er weer eentje genezen.

woensdag 7 januari 2009

Op koffierantsoen

Ik sta nu ruim een maand op koffierantsoen. Tot voor kort sloeg ik dagelijks met gemak en genoegen acht bekers koffie achterover. En daar deed ik het prima op. Tot mijn hart wat al te enthousiast ging kloppen. "Hoeveel koffie drinkt u?", vroeg de dokter. "Ongeveer zes", schat ik enigszins conservatief in. "Mokken of kopjes?", vraagt ze genadeloos door. "Mokken", geef ik toe. "Dat zijn twaalf kopjes", zegt ze streng. "Dat is echt veel te veel. U moet drastisch minderen." Minderen is niet een van mijn favoriete woorden.

Maar goed, toch maar minderen dan. Ik zit nu op een beker koffie 's morgens op het werk. En 's avonds nam ik thuis nog twee kopjes. En dat heeft resultaat. Mijn hart slaat nu zo rustig dat het net lijkt of ik er geen heb. Na twee weken informeert de dokter hoe het gaat. "Prima", zeg ik. Ik vertel haar dat ik de koffie eigenlijk altijd achteloos achterover sloeg. "Zo kunt u echt genieten van een kopje koffie. Als u af en toe een kopje koffie neemt, proeft u het ook weer beter", zegt ze. Ik laat het er maar bij. Haar opvatting van genieten en die van mij lopen duidelijk uiteen. Ik geniet juist van overdaad, van mateloosheid.

E. is steeds koffie uit bekers blijven drinken. Na een week of drie, gaan de kleine kopjes me ineens tegenstaan. "Geef me mijn mok maar weer.", zeg ik tegen E. die me 's avonds een kopje wil inschenken. "Ik heb liever een grote mok dan twee van die kleintjes." En zo doe ik het nu. 's Morgens een beker en 's avonds een beker. En nog wat decaf tussendoor. En dat bevalt: supersize ligt me nou eenmaal beter.

maandag 5 januari 2009

Baas in eigen tijd


In hoeverre mag je baas binnendringen in je persoonlijke levenssfeer? We hadden het er vanmorgen over op het werk. Aanleiding was een uitspraak van een van onze bazen over aanspreken op gezond leefgedrag. Als iemand rookt of veel te zwaar is, kun je dan als baas zeggen: "Zeg laat jij dat kroketje nou maar even staan?" Of mogen ze zeggen: "Zeg, jij hebt toch altijd last van de rug, zou je niet eens andere schoenen aan gaan doen?" Voor mij gaat dat een brug te ver. Het brengt het slechtste in mij boven. Ik heb nog nooit een sigaret gerookt, maar na die uitspraak had ik bijna een sigaretje opgestoken. Het had maar een haartje gescheeld of ik was naar de dichtstbijzijnde snackbar gereden voor een overdosis bitterballen met patat.

Mijn leven

Of stel ik me aan en is het mijn autoriteitsconflict dat opspeelt? Ik denk het niet. Ik denk dat het echt te ver gaat. Mag je een dikke sollicitant afwijzen bij een gezondheidscentrum? Maar wie zegt dan dat die dunne die je aanneemt niet snuivend en spuitend door het leven gaat? Wordt zo'n oordeel niet al te gemakkelijk geveld? In het nog niet eens zo verre verleden van onze instelling, bepaalde de werkgever alles. Die bepaalde dat je werk je leven was. Wonen en werken liepen in elkaar over. Er werd je verteld hoe vaak je naar de kerk moest en wat je wel en vooral niet hoorde te doen. 
Maar die tijd is voorbij. Mijn werk maakt een belangrijk onderdeel uit van mijn leven, maar het is niet mijn leven. Mijn werkgever mag me aanspreken op mijn functioneren. Maar wat ik in mijn vrije tijd doe gaat mijn werkgever geen donder aan. Dat is een zwaar bevochten recht en daar ben ik zeer op gesteld.

zondag 4 januari 2009

De muziek in jezelf

De eerste film die ik ooit in de bioscoop zag was The sound of music. Ik geef het eerlijk toe. Dat had ik natuurlijk niet hoeven doen. Want in iedere kerstvakantie wordt The sound of music wel weer een keer herhaald. Dat is traditie, maar dat wist ik toen nog niet. Net als Sissi. Dat is ook iedere kerstvakantie raak. Deze keer zagen we een deel van The sound of music. Sissi hebben we helemaal gemist dit jaar. Toch was die eerste keer heel anders dan de keren daarna. Natuurlijk; het was in de bioscoop en een film maakt toch meer indruk als je het zo groot vertoond ziet. En ik wist natuurlijk nog niet hoe het af ging lopen. Al die keren daarna wist ik precies wat er gezegd zou worden.
Vandaag had ik af en toe het idee dat ik in The sound of music terecht was gekomen. Al was het wel de Rocky Horrorversie van The sound of music. Want in deze familie Von Trapp geen suikerzoete teksten. Onze jongste doet de hele vakantie al haar best om de spitsvondige opmerkingen van haar broer te negeren. Tot nu toe nog niet met heel veel succes. Maar tussen de middag zong zij hem toe: "Ik ne-gee-heer jou gewoon". En daar kan hij niet erg goed tegen. En ook vanavond zong ze hem bijtend toe, toen hij weer eens in de vaderrol wilde schieten. "Jij bent mijn va-ha-ha-der niet", direct gevolgd door een variant op vader Jacob. "Vader L., vader L. hou je stil, hou je mond." Maar goed, ik denk dat het iets eenmaligs is. Ik verwacht niet dat ze morgen nog steeds van alles een liedje zullen maken.

Overigens: een film die ik dit weekend op de televisie zag en die ik erg mooi vond. Op zoek naar de muziek in jezelf in As it is in heaven.

zaterdag 3 januari 2009

Met de helm op

Vorige week las ik het in de krant. Men adviseert om kinderen bij het schaatsen een helm op te zetten. Ik lees het met verbazing. Daar zou ik nou zelf nooit op gekomen zijn. Later heb ik het erover met anderen. "Eigenlijk wel logisch, met skaten moet het ook", zegt een moeder. Ik vraag me naar aanleiding van dit bericht af: waren we vroeger nou zo roekeloos, of zijn we nu overbezorgd? Ik neig naar het laatste. Ieder risico wordt gemeden. Nog even en we lopen continu met een helm op.
Nou moet ik eerlijk toegeven dat ik vroeger noch bij het schaatsen, noch bij het rolschaatsen (want zo noemden we skaten vroeger nog gewoon) zoveel vaart maakte dat ik het risico liep om uit de bocht te vliegen. Ik vond het belangrijker dat het er goed uitzag dan dat het snel ging. Mijn allereerste rolschaatsen kreeg ik van de overbuurvrouw. Dat waren rolschaatsen met ijzeren wieltjes. Loodzwaar natuurlijk, maar het rolde wel als een tierelier. Als ik dan ook van de dijk af naar beneden rolde, maakte ik een spectaculaire vaart. Het enige wat ik dan nog deed was 'Hoooooooooooh' roepen. Maar dat had weinig effect. De rolschaatsen waren zo zwaar dat ze met mij aan de rol gingen in plaats van andersom. Dus die rolschaatsen zijn niet heel lang gebruikt. Ook met het schaatsen ben ik natuurlijk wel eens gevallen. Maar aangezien ik niet veel risico nam, viel ik ook niet veel. De keren dat ik ben gevallen, viel ik op mijn kont.


Geen gezicht

Maar goed, vanuit het perspectief van 2009 was dit dus volstrekt onverantwoord zonder helm. Vanmorgen zag ik opnieuw een berichtje in de krant. Een slimme ondernemer speelt handig in op de toegenomen behoefte aan veiligheid. Omdat het natuurlijk bezopen is om voortdurend met een helm op te lopen, bedacht hij het volgende: een verstevigde muts. Als illustratie wordt een kek rood mutsje met klep getoond. Het vangt de ergste klappen op, aldus de producent, en het ziet er nog leuk uit ook. Ik moet er wel bij zeggen: het was een tekening. En dan kan je er natuurlijk van maken wat je wilt.