zondag 25 oktober 2009

Flashbackdroom



Vannacht had ik een levendige droom. Het ging over een oud-collega. Ze is alweer een aantal jaren geleden vertrokken. En daarvoor was ze twee jaar ziek. Ze is na haar ziekte nooit terug gekomen. Ze werd namelijk ook een beetje ziek van het werk. En -naar later bleek- ook van mij. En dat ging niet weer over. Dat hield maar aan en uiteindelijk vertrok zij.

Het is een van de meest vreemde ervaringen die ik op het werk gehad heb. We hadden destijds net als nu een klein team: drie adviseurs en een assistent. Als adviseurs waren we allemaal zeer verschillend. Maar ik heb dat altijd als waardevol beleefd. Zij was de perfectionist van het stel. Alles liep op rolletjes tot ze zwanger werd van de eerste. Haar zwangerschappen waren moeizaam. Ze was ruim voor de bevalling uitgeschakeld en ook na haar bevallingen duurde het lang voor ze terug was. Maar je hebt het nou eenmaal niet voor het zeggen hoe het je vergaat tijdens je zwangerschap. 

Toen ze na twee zwangerschappen vlak na elkaar weer op het werk kwam, waren we opgetogen: eindelijk weer op volle sterkte. Samen gingen we inspiratie opdoen op een congres in de Achterhoek. Omdat collega die omgeving als zijn broekzak kende, reed hij. Ik zat voorin; zo waren de verhoudingen nou eenmaal. Zij was nog een beetje moe, dus lag ze onderuitgezakt achterin de auto. Het was een genoeglijke dag. Op de terugreis zaten we vol plannen: nu we weer voltallig waren, konden we bergen verzetten en een aantal nieuwe ideeƃ«n uitvoeren. De dag erna was ik vrij. En juist die dag werd ze onwel. Ze is door een collega naar huis gebracht. Dat was het begin van een ziekteperiode van twee jaar, waarin wij zonder vervanging verder moesten. Ik heb in die periode en ook later nooit meer een woord met haar gewisseld.

Aanvankelijk waren we erg met haar begaan. Dus schreven we haar mailtjes en berichtjes. Al snel had ik in de gaten dat het blijkbaar iets met mij te maken had. Mijn berichtjes werden namelijk niet beantwoord, in tegenstelling tot die van anderen. Over de reden daarvoor tastte ik volkomen in het duister. Naar mijn idee waren we altijd goede collega’s geweest. 

Na een jaar kwam een mevrouw van het bedrijfsmaatschappelijk werk met ons praten. Op ons eigen verzoek. Want een zieke collega wordt behoorlijk gepamperd, maar het team dat zich het snot voor de ogen werkt staat meestal aardig in de kou. Toen hoorde ik voor het eerst officieel dat het probleem van mijn collega ook met mij te maken had: ze had het gevoel dat ze met mij in competitie was. Zelf heb ik dat gevoel nooit gehad. De bedrijfsmaatschappelijk werker stelde me gerust: dat zou ze met iedere competente vrouw hebben gehad, volgens haar.

Ons meegevoel zakte behoorlijk toen ze in haar ziekteperiode een half jaar met haar man naar Amerika ging. Dat vonden we heel bijzonder: een deel van het probleem van niet komen werken was namelijk dat ze niet naar buiten durfde. Maar Amerika zou wel eens helend kunnen werken was het verhaal. Als team hebben we dat als heel oneerlijk beleefd. Nog steeds ben ik daar zeer verbaasd over: hoe krijg je het in vredesnaam voor elkaar om binnen je ziekteverlof naar het buitenland te gaan?

Achteraf begrijp ik dat zij alles in het kader van een wedstrijd plaatste. Dat ging nog veel verder dan het werk: mijn gemakkelijke bevallingen en zwangerschappen, het gemak waarmee ik werk en gezin volgens haar combineerde -en dan ook nog leuke dingen met de kinderen deed, mijn principes – die behoorlijk streng kunnen zijn, mijn arbeidsethos die me naar het werk drijft ook als ik me niet helemaal fit voel en dan natuurlijk nog een heleboel werkgerelateerde zaken. Niets van dit alles heeft ze me zelf in het gezicht verteld. En daar heb ik denk ik nog wel de meeste moeite mee. Je kunt er namelijk niets mee. Het maakt machteloos en werkt verlammend.

Ik heb het achter me gelaten, maar het hele incident heeft wel sporen nagelaten. Ik ben terughoudender geworden naar collega’s. Als mij iets dwars zit, zeg ik het direct. En als ik denk dat er iets is met een collega, dan ga ik erop af. Dit alles met een doel: dit zal me niet weer overkomen.
 Ik ben uitstekend in staat op ‘schone breuken’ te maken. Als iets of iemand heeft afgedaan, kan ik zonder veel moeite verder gaan. Zo iemand hoef ik nooit meer te zien of spreken. Dat is voorbij, geweest, over en uit. Zo is het ook met mijn collega gegaan. Maar vannacht zag ik haar dus. Ze was nog niks veranderd. We raakten niet echt in gesprek, het bleef bij een oppervlakkige babbel. En het grappige is: ook al dacht ik destijds van niet, het is nooit anders geweest.