donderdag 30 juni 2011

Harde neuzen


Gisteren kreeg de oudste haar diploma. We gingen er met man en macht op af. Haar verwachtingen waren niet hooggespannen. Het gaat er op haar school namelijk nogal ongeorganiseerd aan toe. Dat is enerzijds de aantrekkingskracht van de school, want je krijgt de gelegenheid om veel zelf in te vullen, maar aan de andere kant is het ook een bron van irritatie.

Samen met de opa´s en oma´s, betraden we de spiegelzaal waar de hele ceremonie zich zou afspelen. De geslaagden betraden de zaal later onder luid applaus. Daarna volgde wel het meest georganiseerde evenement dat ik in de afgelopen zes jaar op school had meegemaakt. Een aangename verrassing!

De oudste werd flink in het zonnetje gezet. Ieder jaar wordt een leerling uit de groep naar voren geroepen die het bloemetje voor de hele groep mag aannemen. Dit jaar was het onze oudste. Ze was gekozen om de voortreffelijke manier waarop ze haar profielwerkstuk had neergezet en voor haar voorbeeldige werkhouding. De trotsbarometer sloeg toen al behoorlijk uit. Bij het uitreiken van de diploma´s werd het woord tot iedere geslaagde gericht. Van onze oudste werd gezegd dat ze een bijzonder kind is. Dat vonden en vinden wij natuurlijk van al onze kinderen, maar het is toch speciaal als dat bij zo'n gelegenheid door een leerkracht tegen je kind wordt gezegd. Als klap op de vuurpijl kreeg ze nog een prijs uitgereikt voor haar speciale inzet op het gymnasium. Meestal wordt er één prijs uitgereikt aan de beste latinist, maar voor haar werd een uitzondering gemaakt. Ze was de op een na beste latinist, maar kreeg dus ook een prijs.

Al met al was het dus een bijzondere bijeenkomst voor onze dochter en ons. "En?", vroeg mijn moeder na de uitreiking: "neus haard veur de kop stoan?" Zo vraag je namelijk op z'n Gronings of je trots bent. En of we trots waren! Sterker nog: neus stait ons nou nog haard veur de kop.

maandag 27 juni 2011

Waakzame burger


Vanmorgen lezen we het in de krant. Zaterdagavond is de Lidl hier drie huizen verderop overvallen. Twee mannen met een steekwapen en een bivakmuts op zijn zaterdagvond rond 19.30 uur de Lidl binnengedrongen. De kassière was net even in de zaak en in haar afwezigheid probeerden de mannen de kassalade open te maken. Het was druk in de Lidl. Toen de mannen de kassa niet openkregen, sloegen ze op de vlucht.

E. leest het als eerste. "Er is zaterdagavond een overval in de Lidl hier geweest", zegt hij. "Hoogezand zeker?", zeg ik. In het aangrenzende Hoogezand is een ware misdaadgolf gaande. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat er hier drie deuren verderop een overval plaatsvindt zonder dat wij er iets van merken. Ik zie mezelf namelijk graag als een waakzame burger. "Nee hier", zegt E. Hij schuift me de krant toe en inderdaad: het was hiernaast. We hebben geen mannen met bivakmutsen voorbij zien rennen. Ook geen mannen zonder bivakmuts in trainingspak. Misschien moet ik het beeld van mezelf dan toch bijstellen. Misschien ben ik toch niet zo'n waakzame burger.

In het dorp waar ik opgroeide zou dit niet gebeurd zijn. De buurvrouw die op een centrale plek in het dorp woonde, noteerde eenvoudigweg alle nummerborden van verdacht uitziende auto's. Dat maakte direct korte metten met iedere poging tot misdaad in het dorp. Zover ben ik dus nog niet.


Van de overvallers zelf zijn geen beelden gemaakt, maar wel van het recherchewerk achteraf:

maandag 20 juni 2011

Een vervelend gevoel



's Woensdags ben ik vrij. Zo ook vorige week woensdag. Meestal is het huis E's domein, omdat hij zijn kantoor aan huis heeft. Dan is hij dus altijd degene die de deur opendoet. Deze keer deed ik het nietsvermoedend. Voor de deur staat een jongetje van een jaar of acht. Achter hem staat een vrouw met een wandelwagen. Zijn moeder, veronderstel ik. Het jongetje heeft een blad op zijn arm liggen alsof het een baby is. Een blik erop vertelt me dat het de Wachttoren is. Het zijn dus Jehova's getuigen.

Vol vuur begint het jongetje met zijn verhaal. "Wat vindt u van de armoede in de wereld?" Het is nogal een grote vraag voor zo'n klein jongetje. "Helemaal eerlijk is het niet he?", zeg ik. "Wat wilt u doen aan het oplossen van de armoede?" "We zouden alles een beetje beter kunnen verdelen", zeg ik – zonder het gesprek echt aan te willen gaan. En dan wil hij mij natuurlijk vertellen over zijn oplossing. Ik vind het vervelend om zo'n klein jongetje voor het hoofd te stoten, dus ik formuleer het voorzichtig. "Nou, ik denk dat ik wel ongeveer weet wat je me wilt vertellen. En ik vind het heel dapper van je dat je bij me langskomt om me jouw verhaal te vertellen, maar ik heb er nou eenmaal een andere kijk op, dus voor mij hoeft dat niet. Maar ik wens je veel succes." Hij doet een stap terug. Zijn moeder knikt me vriendelijk toe. Ik heb hem netjes afgehouden.

Ik heb er grote moeite mee dat kinderen op deze manier worden ingezet. Het is onder Jehova's getuigen een bekend fenomeen. Ze zetten die kinderen juist in, omdat je die niet te hard wilt aanpakken. Dat geeft je zelf een onaangenaam gevoel, want wie weet welke schade je aanricht bij zo'n kind. En zo wordt het verhaal je eigenlijk opgedrongen. En ook dat geeft je dan geen goed gevoel. Je bent namelijk opgevoed om mensen netjes te behandelen, maar ook om voor jezelf op te komen. Kortom: tenzij je er echt op zit te wachten, hou je aan zo'n bezoek van Jehova's getuigen eigenlijk altijd een vervelend gevoel over. Met het jongetje heb ik medelijden. Geen kind zou zoiets zelf bedenken. Het was vorige week bovendien pinkstervakantie en dat is toch geen vakantiebesteding voor een achtjarige?

zondag 19 juni 2011

De ziel van het dorp


"Contact is de ziel van het dorp", kopt het regionale dagblad deze week. Het artikel verdedigt de stelling dat niet de voorzieningen, maar het contact de ziel van het dorp is. Dit weekend heb ik weer ervaren hoe waar dat is. In mijn geboortedorp Woltersum was dit weekend namelijk het jaarlijkse dorpsfeest.

Toen ik vijftig jaar geleden geboren werd, waren er in dit kleine dorp verschillende bedrijfjes en winkels: een bakker, twee kruideniers, een fourniturenzaak, een winkel voor verf en huishoudelijke artikelen, een smederij, een schoenmaker, een schildersbedrijf en een timmerbedrijf. De slager en de melkboer ventten langs de deur. Er was zelfs een busbedrijf. De fourniturenzaak, de smederij, een kruidenier en het busbedrijf verdwenen al in mijn jonge jaren. De slager vent al lang niet meer. De winkel voor verf en huishoudelijke artikelen sloot toen de eigenaar veel te vroeg overleed. De schoenmaker ging door met het repareren van schoenen, het vervangen van leertjes aan schaatsen en het klaarmaken van visgerei, tot hij overleed- en hij werd oud. Een aantal jaren geleden stopte de laatste kruidenier. Dat die winkel er nog zo lang was, dat was een meevaller: toen de oude kruidenier overleed nam zijn dochter het namelijk over. Niet zo lang geleden stopte ook de bakker, omdat hij met pensioen ging. Het verlies van al deze voorzieningen was een gemis voor de bedrijvigheid binnen het dorp. Het is echter iets wat niet te stoppen valt. Voor dit soort winkels is er eenvoudigweg geen bestaansgrond meer in zo'n kleine gemeenschap. Dat heeft het dorp natuurlijk veranderd en het is ook zeker een gemis: voor het halen van eerste levensbehoeften moet uitgeweken worden naar grotere plaatsen. Maar de wereld was ook zonder deze verandering groter geworden dan het dorp: de komst van televisie en internet staan daar alleen al garant voor.

Ook als is het verdwijnen van deze bedrijvigheid een gemis, het raakt het dorp niet werkelijk in de kern en dat komt omdat de ziel van het dorp onaangetast blijft. De ziel is namelijk het onderlinge contact. Een dorpsfeest is een middel bij uitstek om dat contact goed te houden. Voor een buitenstaander is zo'n feest misschien een minder interessant gebeuren, maar in het dorpsleven en voor de dorpelingen is het het hoogtepunt van het jaar. En dat is het ook voor mij, die al heel veel jaren niet meer in het dorp woont. Iets anders plannen in dat weekend?

Geen haar op mijn hoofd die daar aan denkt. Ik ben geen uitzondering: voor veel oud-dorpelingen is het dorpsfeest, het kermisweekend, een moment om even weer terug te komen in het dorp.

Zoals altijd speelt een belangrijk deel van het feest zich af rond de zweefmolen. In het door de dorpelingen eigenhandig gebouwde dorpshuis is het uitzicht op de zweefmolen geweldig. Dezelfde zweefmolen staat al zo'n 65 jaar op de kermis in het dorp -en misschien nog wel langer. Vroeger was het overdag een kindermolen, die 's avonds werd omgebouwd tot een zweefmolen voor volwassenen. Nu is het alleen nog een zweefmolen. Al die generaties dorpelingen hebben dus in deze zweefmolen gezweefd. En ook al zweven ze nu dan niet meer, het gevoel dat je hebt als je zweeft komt weer terug door ernaar te kijken. En daarom kijkt iedereen graag, zeker 's avonds als de lichtjes op de molen branden. Voor dit uitzicht moet je in het dorpshuis zijn.

De molen draait vaak door tot middernacht. Naarmate de avond vordert, maar zeker na middernacht, trekken steeds meer mensen naar de kroeg bij de brug, waar het feest vaak tot in de kleine uurtjes doorgaat. Toen mijn zus en ik gisteravond de kroeg binnenkwamen, troffen we daar zanger Klaus aan bovenop het biljart. Zanger Klaus is zeker geen groot zanger, maar weet goed hoe hij stemming maakt met een gewillig publiek. Al gauw veranderde de mensenmassa in één deinende menigte. De vertolking van Bloody Mary -waarvoor de grote buiktrom van stal werd gehaald die altijd in het café staat te wachten om een feestje luister bij te zetten- was misschien wel het hoogtepunt.

Met de handen in de lucht en luid zingend is het mooi contact maken. Zo samen zijn, dat is voeding voor de ziel- niet alleen voor de ziel van het dorp.

vrijdag 17 juni 2011

Postexamenstress voor moeders


ontlading
Een beetje brak ben ik wel: het is ongetwijfeld een geval van postexamenstress voor moeders. Ik heb een band rond mijn hoofd die niet wordt verdreven met paracetamol. Misschien moet ik een tip uit mijn
1100 raadgevingen voor de huisvrouw halen. Maar het is het waard: de oudste twee hebben allebei een diploma op zak en kunnen verder in de richting van hun interesse.

Een plus een is drie
Twee keer een examen, twee keer een uitslag. Dat is ook werkelijk twee keer zo spannend. In dit geval is één plus één geen twee; maak er maar rustig drie van. Extra spannend wordt het namelijk door de interactie. De een leert tot ze erbij neervalt, dat maakt de ander weer onrustig: doe ik dan niet genoeg? De een vindt het rustgevend en onderdeel van het pre-examenritueel om keihard klassieke muziek te draaien, de ander vindt dat echt om gek van te worden. Juist het feit dat ze heel verschillend zijn, maakt het heel spannend.
Spanning

Ook de spanning voor de uitslag pakten ze heel verschillend aan: de een uit zijn nervositeit luidkeels, de ander probeert de zenuwen te negeren met het kijken van een videofilm over Jeanne d' Arc. Als ouders probeer je maar een beetje steunend aanwezig te zijn: hier en daar een peptalk, een geruststelling, een schouderklopje. Ze moeten het uiteindelijk zelf doen. Wat het nog spannender maakt: wat als een van beiden het niet haalt?
Inkakken

Vandaag is de rust weergekeerd. Ze zijn allebei geslaagd. Een ideaal moment voor mij om in te kakken dus. Toch maar even kijken bij de raadgevingen voor hoofdpijn. Tip 837 is er eentje voor hoofdzeer. Die valt te bestrijden met het herhaaldelijk inademen van kokende waterdamp, aldus mijn boekje. Dan maar even kijken bij hoofdpijn. Zou mijn hoofdpijn 'nerveuse hoofdpijn' zijn?' Dan ben ik gebaat bij een kop hete zwarte koffie met een uitgeperste citroen erin. Ik laat die citroen maar even achterwege. Of zou het 'drukkende hoofdpijn door geestelijke overbelasting' zijn? Dan is het bewrijven van de aangedane plek met warm gemaakte Franse brandewijn een goede behandeling. Mwoah, ik denk dat ik maar gewoon op tijd naar bed ga.

woensdag 15 juni 2011

Tip 798


Zaterdag ging ik naar de rommelmarkt. "Je moet nog even bij de boeken kijken", zegt mijn moeder. "Daar ligt een heel oud boekje met huishoudelijke tips." Zo lijkt het misschien alsof ik dol ben op het huishouden. Dat is niet het geval, maar ik ben wel dol op huishoudelijke tips. En dit is voor de liefhebber werkelijk een gouden vondst. Het heet 1100 raadgevingen voor de huisvrouw. Ik weet niet hoe oud het is, want het is nergens gedateerd, maar het is oud. De ondertitel is: Wilt u van een dubbeltje een gulden maken, dan moet u deze raadgevingen niet verzaken! Ik voorspel nu alvast dat ik regelmatig een van deze 1100 raadgevingen ga delen op mijn blog.

Sinds zaterdag pas ik tip 798 toe. Deze tip valt in de categorie lichaams-, gezondheids- en schoonheidsverzorging. De tip luidt: In de eerste uren slaapt men, om het eten goed te verteren, steeds op de rechterzijde, dan pas op de linker. Al die jaren ben ik dus helemaal verkeerd bezig geweest: ik deed het namelijk net andersom! Waarom het wordt aanbevolen om eerst op de rechterzijde te gaan liggen, weet ik niet. Wie het wel weet mag het zeggen. Ik neem ondertussen het zekere voor het onzekere en begin de nacht nu op mijn rechterzij.

dinsdag 14 juni 2011

Een met het tasje


Zoals zo vaak heb ik ook de afgelopen vrije dagen – of liever de nachten bij de dagen- heftig gedroomd. Een van de dromen ging over mijn tasje. Er gebeurde van alles, maar dat deed er eigenlijk niet toe. Het draaide allemaal om mijn tasje. Ik zat in een vliegtuig op weg naar Mexico. Het was niet het meest solide vliegtuig, maar dat deerde me totaal niet. Ik was mijn tasje namelijk kwijt: die lag volgens mij in het laadruim. Ik wilde het per se uit het laadruim halen, maar dat mocht niet. De stewardess liet me weten dat dat echt levensgevaarlijk was: ik zou zomaar tussen schuivende kratten bekneld kunnen raken. Ik gaf me niet direct gewonnen, maar legde me er uiteindelijk toch bij neer. Toen bleek ineens dat drie jonge mannen mijn tasje hadden. Ik wist dat niet. Ze hadden er keurig op gepast. Toen ik het tasje eenmaal had, was de droom voorbij.

Ik ben nog nooit naar Mexico gevlogen, maar mijn tasje ben ik regelmatig kwijt. En dat geeft een onrustig gevoel – net als in de droom. En als ik het tasje al vind, dan is er nog geen enkele garantie dat er in zit wat ik er graag in wil vinden. 75% van de tijd ben ik iets kwijt dat in het tasje hoort te zitten. De sleutels van de garage staan onbetwist op nummer 1 in mijn meest gezochte items aller tijden. In het tasje zitten namelijk veelgebruikte items. En daar zit 'm de kneep: zodra ik iets ga gebruiken, laat ik het slingeren.

Eigenlijk zou ik net moeten doen als mijn oma: die liet haar tasje gewoon niet los. Oma had haar tasje altijd op schoot. Ik herinner me haar eigenlijk niet anders. Ze was toen al oud, ziek en niet meer helemaal zichzelf, maar die gewoonte had ze altijd al. Vroeger woonden ze namelijk op een schip. Alle waardevolle dingen waren altijd aan boord. Als het schip gelost was, was er bovendien ook altijd een grote som geld aan boord van het schip. Toen zal oma deze gewoonte ontwikkeld hebben. Mijn vader vertelt wel eens dat ze in de oorlog genoodzaakt waren om het schip te verlaten om zichzelf in veiligheid te brengen. Samen stapten ze in een roeiboot: mijn vader, zijn vader, zijn broer, mijn oma en haar tasje.

Onafscheidelijk van het tasje, misschien is dat wel de oplossing.

maandag 13 juni 2011

Een met het tasje



Zoals zo vaak heb ik ook de afgelopen vrije dagen – of liever de nachten bij de dagen- heftig gedroomd. Een van de dromen ging over mijn tasje. Er gebeurde van alles, maar dat deed er eigenlijk niet toe. Het draaide allemaal om mijn tasje. Ik zat in een vliegtuig op weg naar Mexico. Het was niet het meest solide vliegtuig, maar dat deerde me totaal niet. Ik was mijn tasje namelijk kwijt: die lag volgens mij in het laadruim. Ik wilde het per se uit het laadruim halen, maar dat mocht niet. De stewardess liet me weten dat dat echt levensgevaarlijk was: ik zou zomaar tussen schuivende kratten bekneld kunnen raken. Ik gaf me niet direct gewonnen, maar legde me er uiteindelijk toch bij neer. Toen bleek ineens dat drie jonge mannen mijn tasje hadden. Ik wist dat niet. Ze hadden er keurig op gepast. Toen ik het tasje eenmaal had, was de droom voorbij.

Ik ben nog nooit naar Mexico gevlogen, maar mijn tasje ben ik regelmatig kwijt. En dat geeft een onrustig gevoel – net als in de droom. En als ik het tasje al vind, dan is er nog geen enkele garantie dat er in zit wat ik er graag in wil vinden. 75% van de tijd ben ik iets kwijt dat in het tasje hoort te zitten. De sleutels van de garage staan onbetwist op nummer 1 in mijn meest gezochte items aller tijden. In het tasje zitten namelijk veelgebruikte items. En daar zit 'm de kneep: zodra ik iets ga gebruiken, laat ik het slingeren.
Eigenlijk zou ik net moeten doen als mijn oma: die liet haar tasje gewoon niet los. Oma had haar tasje altijd op schoot. Ik herinner me haar eigenlijk niet anders. Ze was toen al oud, ziek en niet meer helemaal zichzelf, maar die gewoonte had ze altijd al. Vroeger woonden ze namelijk op een schip. Alle waardevolle dingen waren altijd aan boord. Als het schip gelost was, was er bovendien ook altijd een grote som geld aan boord van het schip. Toen zal oma deze gewoonte ontwikkeld hebben. Mijn vader vertelt wel eens dat ze in de oorlog genoodzaakt waren om het schip te verlaten om zichzelf in veiligheid te brengen. Samen stapten ze in een roeiboot: mijn vader, zijn vader, zijn broer, mijn oma en haar tasje.

Onafscheidelijk van het tasje, misschien is dat wel de oplossing.

zondag 12 juni 2011

67


De kogel is definitief door de kerk: we moeten tot ons 67e blijven werken. Het maakt niet veel indruk op me, ik kan me ook niet voorstellen hoe het is om helemaal niet meer te werken. Het duurt sowieso nog lang voor het zover is. E. en ik hebben het erover. "Ik las in de krant dat de kans groot is dat er binnen tien jaar een bacterie een waar slagveld aan zal richten. Die bacteries worden namelijk resistent tegen penicilline." Dus voor hetzelfde geld halen we die 67 niet. "De farmaceutische industrie kan op zich een ander middel ontwikkelen, maar dat doen ze niet omdat het financieel niet uit kan.", zeg ik. Ik lees het nu in de krant, maar het is niet de eerste keer dat ik het hoor. "Dat is toch eigenlijk crimineel: dat je zoiets ergs kunt voorkomen en het dan niet doet omdat het geen geld oplevert", zeg ik tegen E. E. is het met me eens. "Ik vind dat daar ook een rol voor de overheid ligt.", zegt hij. "Of voor de wereldgezondheidsorganisatie", zeg ik.

Het lijkt er echter niet op dat een van deze partijen zich hier in gaat mengen. En ook al zouden ze dat nu doen, dan zou het hoogstwaarschijnlijk toch te laat zijn, zo tekent ons dagblad op uit de mond van een specialist. De overheid is op dit moment namelijk druk met andere zaken: ze bereiden forse bezuinigingen voor op zaken als de gezondheidszorg en cultuur. Het stemt mij niet vrolijk. Ik zou niet trots op mezelf zijn als ik deze regering mee in het zadel had geholpen.

donderdag 9 juni 2011

Tranen lachen


We zijn thuis niet echt van het moppen tappen. We zijn meer verhalenvertellers. Maar soms lachen we ons tranen om moppen. Dat was het geval bij het Groningse programma De Stamtoavel. Onze zoon kent het programma zelf niet, maar vond fragmenten van ver voor zijn geboorte op internet. En die schotelt hij ons nou om de haverklap voor. Een van de ingrediënten die hij zelf het meest waardeert is zijn imitatie van de vette lach nadat de mop is getapt. Ze zijn natuurlijk op internet te beluisteren of via de CD Doezend stamtoavels van Radio Noord.

Boer en zien zeun lopen op Grode Maarkt langs n petatkroam. Zegt t jonkje tegen boer: "Oh pa wat roekt dat hier ja lekker." Zegt boer: "Joa jong vinstoe dat zo lekker? Din lopen wie hier toch nog n moal laangs?"WHAAAAAAAAAAAAAHAAAAAAAAAAAHAAAAAAAAAAAAHAAAAAAAAAAHAAAAAAAAAAAAAAAAAAAHAAAAA!!!

"Heb je t al heurd? In Hortus hebben ze n plant en as je doar vief minuten onder goan liggen din bin je dood." "Is dat zo mien jong? Wat is dat din veur n plant?" "n Woaterlelie." WHAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAHAAAAAAAAAAAAAAAAAAAHAAAAAAAAAAAAAAAAAHAAAAAAAAAAAAAA!!!

Om een indruk te krijgen:
 

woensdag 8 juni 2011

Everyday opera


Een tijdje geleden -het was rond kwart voor zeven 's morgens- zong onze jongste me toe. "Moeder, ziet u dat ik mijn nachtpon in de was heb gegooid?" Ze zingt het op z'n opera's, dus kiest ze voor iets formelere taal dan ik doorgaans van haar gewend ben. "Dochter ik zie het duidelijk", waarop ze zingt: "Moeder hoe ziet u dat?" Met een heuse aria antwoord ik: "Je draagt nu toch je pyjahahahahahahahahahamaaaaa." We houden het nog even vol en hebben enorm veel pret. Het mag duidelijk zijn dat we geen van beiden last hebben van een ochtendhumeur.

Deze week zingt ze haar broer toe. "Als we weer naar de bieb gaan, kunnen we ook wel even een opera doen."

dinsdag 7 juni 2011

Een man die kookt




Gisteren hingen we rond in de kamer van collega. Ze was jarig in haar vakantie en is nu terug van weggeweest. We hebben het over reclamecampagnes. De slingers in haar kamer zijn de aanleiding voor het gesprek. We vinden bijna zonder uitzondering de reclame van Smiths leuk: een slinger met je eigen tekst. Ik gooi de rookworsten van de HEMA met de rookworstzwemband er ook nog even in, maar dat roept niet hetzelfde enthousiasme op. Al pratend komen we op mijn ontmoeting met de Jillz/Strongbowverkoper in de super. Ik schep op over mijn standvastige inkoopbeleid.

In de ruimte zijn verschillende mannen die meegaan met hun vrouw bij het halen van boodschappen. "Dat heb ik liever niet", zeg ik. "E. gaat altijd zijn eigen gang in de super zonder te overleggen". Aangezien we al zo lang bij elkaar zijn dat alle verbindingen in onze hersens verdacht veel op elkaar lijken, komen we vaak met een dubbele portie van hetzelfde thuis. Als ik het later thuis vertel, zegt de oudste tegen haar vader: "Dat snap ik nou niet, dat hebben mamma en ik helemaal niet." En dat klopt. Wij werken woordeloos samen en zijn dan een allesvernietigende boodschappenmachine. "Misschien moet je meer overleggen", suggereert ze. "Dat is dan ook weer niet goed", zegt E. En daar heeft hij dan weer gelijk in: ik moet niet teveel gezeur aan mijn hoofd hebben als ik boodschappen haal.

Onder de collega's zijn mannen die zelf de boodschappen altijd halen en dat niet alleen: "Er zijn zelfs mannen die ook altijd koken.", hint ik E. nog even. "Ik zei nog: zo eentje had ik ook willen hebben. Maar voor ik daar achter was, was het al te laat." En zo was het ook. Toen was ik al verslingerd aan zijn adembenemende manier van fietsen, aan zijn onnavolgbare manier van peper uit de pepermolen draaien en aan de manier waarop hij zijn kaak beweegt als hij leest. En natuurlijk al die andere dingen die ik hier niet direct publiek wil delen.

Tuurlijk kookt E. ook wel, soms nog spontaan ook. En als het niet spontaan komt, dan zeg ik gewoon: "Nu ben jij aan de beurt." Dat werkt prima, maar dat hoeft me natuurlijk niet te weerhouden van een van mijn favoriete fantasieën: dat koken zijn hobby wordt.

vrijdag 3 juni 2011

Duivels dilemma


We kijken nog steeds analoog televisie. We hebben 31 kanalen en niet de illusie dat we beter bediend zouden worden als dat aantal verdubbeld zou worden. Niet voor niets gebruikte ik in de eerste zin de woorden 'nog steeds'. Er gaat namelijk binnenkort voor ons een einde komen aan het analoge televisietijdperk. We gaan digitaal; niet omdat we dat nou zo graag willen, maar ze laten ons geen keuze.

Vorige week kregen we namelijk een brief van Ziggo. De boodschap: we gaan het analoge pakket uitkleden om meer ruimte te geven aan digitaal. Ze gebruikten andere woorden, maar het kwam er op neer dat ze drie zenders uit ons analoge pakket gaan halen ten faveure van de digitale kanalen. Op zich zou ik ze zo drie zenders kunnen geven die ze er uit zouden mogen halen. Maar zo werkt het niet: we konden niet kiezen. Als dat wel het geval was geweest, hadden we namelijk een andere keuze gemaakt. Want welke zender gooien ze eruit? BBC2! Dat zou betekenen dat we Later met Jools Holland, toch wel het leukste muziekprogramma voor de televisie, zouden kunnen vergeten. Dat is -zeker voor E.- onverteerbaar. En zo helpt, of zeg maar forceert, Ziggo ons aan de digitale televisie.

Jools heeft regelmatig Adele in zijn programma. Als dat geen teken van goede smaak is… Ik ben dus nog steeds 'into Adele'.

donderdag 2 juni 2011

Fout


Als je opgroeit in een kleine gemeenschap, heeft ieder verhaal een gezicht. In het dorp waar ik opgroeide kunnen we vaak generaties lang teruggaan: je kent elkaar door en door. Ik ken de vader en moeder van veel leeftijdgenoten, maar ook hun opa's en oma's, ooms en tantes. Wat er ook gebeurt: je leeft met elkaar en komt elkaar vroeger of later altijd weer tegen. Dat geeft reliëf aan ieder verhaal.

Zo moest ik vorige week denken aan een verhaal naar aanleiding van de arrestatie van Ratko Mladic. Niet zozeer de terugblikken op zijn genadeloosheid en misdaden riepen het verhaal op, maar het feit dat hij bij zijn arrestatie ziek was.

65 jaar geleden verdeelde de Tweede Wereldoorlog landen en mensen. In het dorp waar ik opgroeide was dat niet anders: sommige inwoners waren 'fout', zij kozen de kant van de Duitsers. Niet al die foute mensen waren even fout. Sommigen liepen met een geweer op de schouder, brachten de Hitlergroet en verraadden dorpsgenoten, anderen gingen niet zo ver. Je had daarbij opportunisten en zij die er werkelijk in geloofden. Voor de een was je op je hoede, voor de ander hoefde dat niet. Vijf jaar lang hield die verdeeldheid het dorp in de greep. Tot enorme gruweldaden kwam het niet, maar de angst en de verdeeldheid richtten schade aan.

Aan het eind van de oorlog werden de mensen die fout waren opgepakt en afgevoerd naar een kamp. Een van de ouderen was ziek op het moment van het transport. Dat leverde een moment van twijfel op: moesten ze zo'n oude vrouw die ziek was wel meenemen naar het kamp? Een van de jonge vrouwen gaf de doorslag: "Zeker, ze is in de oorlog nooit ziek geweest, nu gaat ze mee." De oude vrouw ging mee en overleed in het kamp. Haar man en dochter kwamen terug in het dorp na hun periode in het kamp. Het leven hernam zich weer. Ze waren in de oorlog fout geweest; dat wist en weet iedereen, maar de grond voor de verdeeldheid verdween. Het dorp werd weer een in al zijn verscheidenheid, de tijd deed zijn helende werk.

Toen ik opgroeide kende ik al die mensen als gewone dorpsgenoten. Voor mij was het niets bijzonders dat de ene buur samen met de andere de krant las. Dat werd pas bijzonder toen ik het verhaal erachter hoorde. Jaren later lazen de vrouw die er op stond dat de oude vrouw werd meegenomen naar het kamp en haar dochter samen de krant. Bijzonder aan dit verhaal vind ik de compassie voor elkaar van beide kanten.

Met Ratko Mladic heeft het verder niets te maken. Hij moet worden berecht.