woensdag 21 oktober 2015

Dochters en leutje zeunen

Mijn vader en ik, toen ik ongeveer een half jaar oud was
Mijn vader heeft drie dochters, geen zoon. Er zouden misschien mannen van zijn generatie zijn geweest die dat vervelend hadden gevonden. Maar dat geldt niet voor mijn vader. Hij is en is altijd blij geweest met zijn dochters. En dat hebben wij altijd gevoeld. Hij is dan ook een echte vrouwenman. Geen Casanova of charmeur, maar een leukerd. Daar is een groot verschil tussen. Hij kan koketteren met het feit dat hij het maar moeilijk heeft tussen al die vrouwen, maar daar meent hij niets van. En dat weten wij natuurlijk. Wij stellen wel eens dat wij hem door het leven dragen, omdat wij hem op handen dragen. En dat is ook zo, maar daar zit natuurlijk ook een wederkerigheid in. Zoals wij hem dragen, droeg en draagt hij ons allemaal.

Inmiddels heeft mijn vader al grote kleinkinderen, drie kleindochters en twee kleinzoons. Onze zoon belt zijn opa vanmorgen op. Hij is deze week vrij en de sloten rondom het huis van mijn ouders moeten worden schoongemaakt. Dat doen hun kleinzoons altijd en vandaag is het zover. Hij belt met mijn vader. "Moi opa, mit joen leutje zeun*. Wie kommen eerst eevm kovviedrinken en din moaken wie sloten eevm schoon. Goud? Moi."

Uiteindelijk zijn ze er dan toch gekomen, de zoons - in de vorm van leutje zeuns (en nog meer dochters natuurlijk in de vorm van leutje dochters). 

*Mijn zoon houdt van een rechttoe rechtaan vertaling van het Nederlands in het Gronings. En dit is zijn variant van kleinzoon.