donderdag 13 maart 2008

Het jasje

Ik ben niet van het weggooien. Ik ben een verzamelaar. Ik hou van spullen met een geschiedenis. Dat geldt ook voor kleding. Toch heb ik onlangs een zak met kleding weggedaan. Dat is denk ik de eerste keer dat ik als volwassene zelf een stapel spullen heb afgedankt. Natuurlijk gooi ik ze wel weg als ze versleten of kapot zijn, maar verder eigenlijk niet.
Dat verzamelen zit in de genen. Moeke heeft een zolder vol met kleding die meer dan een eeuw oud is. Oma verzamelde het. Toen zij overleed ging de collectie naar moeke. Die heeft er goed voor gezorgd. Toen ik een jaar of twintig was, ging ik een mantelpakje uit haar collectie dragen. Moeke tornde het bontje op de kraag eraf, want ik wilde geen dood dier in de nek hebben. Toen ik studeerde droeg ik het regelmatig als we naar concerten gingen. De rok is gesneuveld, maar het jasje is er nog steeds.
Het mantelpak is gemaakt door mijn overgrootvader, Kornelis Ruben. Hij was een kleermaker, een kleine gesoigneerde man. Eind 19e eeuw liet hij zijn oog vallen op mijn overgrootmoeder, een grote statige vrouw. Mijn opa was een van hun kinderen. Het mantelpakje was van zijn jongere zus Janna. Het jasje is met vakmanschap en liefde gemaakt. Dat zie je nu, bijna 100 jaar later, nog steeds. In de schoudervullingen zit paardehaar. Zo deed je dat destijds. En om het jasje mooi recht te laten hangen, werden er kleine stukjes lood in de zoom genaaid. De grote kraag is stevig en in een mooi v-patroon doorgestikt. Je zet ‘m gemakkelijk omhoog. De zwarte stof vertoont na bijna een eeuw nog steeds geen slijtplekken. Het jasje zit me als gegoten. Mijn oudtante was ook een grote vrouw, zeker in die tijd. Het jasje past mij -toch van bovengemiddelde lengte- dan ook precies.
Een aantal jaren geleden verhuisde het jasje voor een speciale gelegenheid weer naar mijn moeder. Laatst had mijn moeder weer een collectie oude kleren uitgeleend.  Zo kwam het jasje weer ter sprake. "Je kunt ‘m wel weer terug krijgen", zei mijn moeder. "Dan kun je ‘m weer dragen." En zo droeg ik vandaag het jasje weer. Ik vind het zelf leuk om erbij te vertellen dat ‘ie al zo oud is en dat het een familiestuk is. Maar als ik het niet zou doen, zou het niemand opvallen. Het is met recht een tijdloos jasje.  
Ik ben niet van het weggooien. Ik ben een verzamelaar. Ik hou van spullen met een geschiedenis. Dat geldt ook voor kleding. Toch heb ik onlangs een zak met kleding weggedaan. Dat is denk ik de eerste keer dat ik als volwassene zelf een stapel spullen heb afgedankt. Natuurlijk gooi ik ze wel weg als ze versleten of kapot zijn, maar verder eigenlijk niet.

Dat verzamelen zit in de genen. Moeke heeft een zolder vol met kleding die meer dan een eeuw oud is. Oma verzamelde het. Toen zij overleed ging de collectie naar moeke. Die heeft er goed voor gezorgd. Toen ik een jaar of twintig was, ging ik een mantelpakje uit haar collectie dragen. Moeke tornde het bontje op de kraag eraf, want ik wilde geen dood dier in de nek hebben. Toen ik studeerde droeg ik het regelmatig als we naar concerten gingen. De rok is gesneuveld, maar het jasje is er nog steeds.

Het mantelpak is gemaakt door mijn overgrootvader, Kornelis Ruben. Hij was een kleermaker, een kleine gesoigneerde man. Eind 19e eeuw liet hij zijn oog vallen op mijn overgrootmoeder, een grote statige vrouw. Mijn opa was een van hun kinderen. Het mantelpakje was van zijn jongere zus Janna. Het jasje is met vakmanschap en liefde gemaakt. Dat zie je nu, bijna 100 jaar later, nog steeds. In de schoudervullingen zit paardehaar. Zo deed je dat destijds. En om het jasje mooi recht te laten hangen, werden er kleine stukjes lood in de zoom genaaid. De grote kraag is stevig en in een mooi v-patroon doorgestikt. Je zet ‘m gemakkelijk omhoog. De zwarte stof vertoont na bijna een eeuw nog steeds geen slijtplekken. Het jasje zit me als gegoten. Mijn oudtante was ook een grote vrouw, zeker in die tijd. Het jasje past mij -toch van bovengemiddelde lengte- dan ook precies.

Een aantal jaren geleden verhuisde het jasje voor een speciale gelegenheid weer naar mijn moeder. Laatst had mijn moeder weer een collectie oude kleren uitgeleend.  Zo kwam het jasje weer ter sprake. "Je kunt ‘m wel weer terug krijgen", zei mijn moeder. "Dan kun je ‘m weer dragen." En zo droeg ik vandaag het jasje weer. Ik vind het zelf leuk om erbij te vertellen dat ‘ie al zo oud is en dat het een familiestuk is. Maar als ik het niet zou doen, zou het niemand opvallen. Het is met recht een tijdloos jasje.   
  
Inmiddels is ons huis afgebrand, dus is alles rigoreus opgeruimd. Het jasje is verloren gegaan.

zondag 9 maart 2008

Dag Skippy



de grafsteen van Skippy
Hij zou vandaag weer naar zijn zomerhok gaan. Maar het is niet meer nodig. Ons konijn blijkt dan toch niet onsterfelijk te zijn. Vanmorgen lag hij dood in zijn winterhok. Volkomen onverwachts. Alles leek in orde te zijn. Natuurlijk, hij had last van reumatiek. We moesten hem kammen, omdat hij zichzelf niet meer op zijn rug kon krabben. Maar verder geen voortekenen.

In april 2002 kwam hij bij ons 'aanlopen'. Volgens de dierenarts was hij toen ongeveer vijf jaar. Daarna is hij nog een keer door een kat gegrepen. Dat leek hem fataal te worden, maar wonder boven wonder kwam hij er bovenop. Dat gaf ons een beetje het idee dat ons konijn onsterfelijk was: een superkonijn. Omdat de oudste twee destijds allebei al een konijn hadden gehad, werd Skippy van onze jongste. De andere konijnen stierven op jeugdige leeftijd. Onze jongste was destijds nog zo klein dat ze iedere keer het hokje openzette, omdat ze het zo zielig voor de konijnen vond dat ze opgesloten waren. We hebben ze verschillende keren gevangen, maar uiteindelijk had eentje de smaak te pakken. Een posteractie ten spijt, het konijn bleef zoek. Het andere konijn leefde nog ruim een jaar en gaf toen ook de geest. Toen Skippy kwam, wist onze jongste inmiddels beter. Het hokje bleef gesloten.

Vanmorgen is ze verdrietig. Met veel gevoel voor ceremonieel zoekt  ze muziek uit voor de begrafenis. Ze kiest voor He's got the whole world in his hands in de vertolking van Nina Simone. Nina zingt het slepend, geheel passend bij de gelegenheid. Nadat ze zichzelf herpakt heeft, gaat ze aan de slag met een grafsteen. Geen half werk. Een groot blok gasbeton wordt uit de schuur gehaald en daar kerft ze in SKIPPY HET ALLERLIEFSTE KONIJN, 11 jaar. Ze tekent er nog een hartbloemetje bij, als teken dat hij "altijd in haar hart zal zijn". Het geheel wordt ingekleurd met verf. De zuil wordt vervolgens nog voorzien van een wolkenmotief. Onze zoon graaft ondertussen een graf in de tuin. Ik leg hem in een mooie doos en dan zijn we klaar voor de begrafenis. Toch moeten we nog even wachten op onze oudste. Zij doet samen met een klasgenoot een wiskunde-opdracht en is er dus niet. En ze wil er wel graag bij zijn.
Dan is het zover. Het keukenraam gaat open en Nina schalt "He's got the whole world in his hand". Onze zoon moppert, omdat er wat hem betreft geen muziek bij hoeft. Het konijn wordt in het graf gelegd en liefdevol toegedekt met de zelfgemaakte grafsteen. We zijn op verzoek van onze jongste een paar minuten stil, er worden nog wat woorden gesproken. Rondom het graf worden nog gipsen vogels en een egel gezet en het grafmonument is klaar. Dag Skippy.