Ik ben vroeg wakker. E. is nog in diepe slaap. Ik schurk me
tegen hem aan. Hij is lekker warm en ademt rustig. Hij ruikt zoals E. ruikt.
Lekker. Op de vroege ochtend lig ik zo in het schemerdonker vaak nog even te
denken. Een pauzemoment voordat de dag begint. E´s ademhaling verandert. Hij
gaat zo wakker worden.
Honderden kilometers verderop ligt Friso. Ook in diepe
slaap. Het moet er ongeveer net zo uitzien: Friso, rustig ademhalend, warm en ruikend naar Friso. Of zou de ziekenhuislucht
zijn eigen lucht hebben verdreven? Er is alleen een verschil: of Friso ooit weer wakker wordt is de vraag. En als hij al
ooit weer wakker wordt, is hij dan nog steeds Friso? Of is Friso nu eigenlijk al verdwenen? Is het
warme, ademende naar Friso ruikende lichaam slecht een illusie van Friso? Hoe
wreed is het dat je man, je zoon, je vader is verdwenen, maar dat hij er toch
nog steeds is. Hoe kun je dan ooit geloven dat hij is verdwenen? Hoe kun je dan
afscheid nemen? En hoe bepaal je wanneer je afscheid neemt? Kun je -als dat moet- ooit zo’n
beslissing nemen?
Terwijl ik naar E’s slapende lichaam kijk, denk ik dat ik
hem niet zou kunnen laten gaan. Zou ik dan ook tegen hem aan gaan liggen, luisterend
naar het kloppen van zijn hart in zijn warme lichaam, genietend van zijn geur? Ik weet het niet en gelukkig hoeft dat ook
niet. E. wordt wakker.
Ik heb vreselijk met Mabel te doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten