Ik dacht dat ik nergens meer aan gehecht was. Dat wil zeggen: niet meer aan spullen. Maar zo is het niet. Tenminste niet helemaal. Dinsdag belt de aannemer ons om te melden dat er gestolen is op de bouw. Er zijn haspels meegenomen, hoogstwaarschijnlijk waren de dieven geïnteresseerd in koper. De schrik slaat mij direct om het hart: "Toch niet ons gietijzeren raampje?", vraag ik. Als ze zo geïnteresseerd zijn in koper, dan zal een gietijzeren raam met dat gewicht ook wel aantrekkelijk zijn. Het raampje zat achter in onze schuur en het is de bedoeling dat het wordt ingemetseld in de muur tussen de hal en de keuken. Dat raampje is ons troostraampje. Het is het enige wat we gaan hergebruiken uit het oude huis. Eerst zou ook onze voordeur weer worden gebruikt, maar dat past eigenlijk niet. Dus blijft het bij het raampje. "Nee hoor", sust de aannemer. "Het staat in de hal."
Maar als E. het even later wil halen voor de glazenier, is er geen spoor van een raampje. We vrezen met grote vreze. De schrik slaat me om het hart, ik heb een steen in mijn maag: dat raampje moet er eigenlijk in. Ik kijk op Marktplaats om te zien of het raampje te koop wordt aangeboden. "Je kunt morgen beter even langs de sloper gaan", zegt onze zoon. "Want daar komt het natuurlijk terecht." We geven ons troostraampje natuurlijk niet zomaar op.
De volgende dag hebben we nog even weer contact met de aannemer. Hij weet zeker dat hij het raampje na de diefstal nog heeft gezien. En inderdaad: ons troostraampje was niet gestolen, maar verplaatst. Hij stond veilig in de keet. Gelukkig maar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten