Het is de eerste dag van de kerstvakantie en E. en ik zijn samen op pad. Het zal het laatste ritje in onze auto worden. Zo'n twee uur later zullen we tussen de vangrails staan te wachten op de ANWB. Maar dat weten we dan nog niet. We zitten ons te verkneukelen in de auto: buiten regent het met bakken, maar het is in onze auto lekker warm. We praten over van alles en nog wat.
Zo komen we ook op het tegenwoordig veel gebruikte woord 'passie'. Het is geen nieuw woord, zoals selfie, maar het is wel echt een woord van deze tijd. Mensen hebben een passie voor gezonde voeding, voor kleding, voor hardlopen, fitness, hun werk of kunst. "Je kunt iets toch ook gewoon leuk vinden", zegt E. En daarmee legt hij de vinger precies op de zere plek. Het te pas en te onpas gebruiken van het woord passie heeft te maken met het overspannen tijdperk waarin we leven. Je moet groots en meeslepend leven. Alles moet geweldig zijn. Je relatie is stimulerend en fantastisch. Je werk moet, als het al niet je passie is, toch een aaneenschakeling van uitdagingen zijn. En wat je verder nog aan tijd overhoudt dat vul je op met activiteiten waar je ook een passie voor hebt.
Ik ben een kind van de jaren zestig en ik groeide op in een klein dorp. Het woord passie bestond al wel, maar het was geen woord dat in ons actieve vocabulaire was opgenomen. Mensen gingen aan het werk omdat er brood op de plank moest komen. Dat betekent niet dat ze hun werk niet met plezier deden. Mijn vader was kolenboer en dat deed hij ontzettend graag. Tegenwoordig zou je zeggen dat hij dat met passie deed, maar zelf zou hij die woorden nooit gekozen hebben. In ons dorp verbouwden mensen in hun vrije tijd hun eigen groente. Niet omdat ze een passie voor de moestuin hadden, maar omdat het voedsel opleverde. Het hoorde erbij en de meesten deden het vast niet met tegenzin. Maar niemand haalde het in zijn hoofd om het als een passie te bestempelen. Het was ons vreemd, net als de huidige passie voor lichaamsbeweging. Hardlopen? Daar deden we niet aan in ons dorp. Ja, we kenden wel iemand uit een dorp even verderop. Hij had benen tot onder zijn oksels. Het was geen mooie man en van al dat hardlopen werd hij zeker niet mooier. Destijds werd het eerder als een afwijking dan als een passie beschouwd. Iedereen kreeg immers genoeg lichaamsbeweging. Was het niet door het eigen werk, dan toch wel door het werken in de tuin, het fietsen naar het werk of het onderhoud van het huis. En de tijd die je dan nog overhield werd besteed aan verenigingswerk. Vrouwen gingen bijvoorbeeld naar zang. Mannen gingen biljarten. En dat was allemaal gewoon leuk. We zouden het overdreven hebben gevonden om dat als passie te bestempelen.
Je moet al een tijdje meegaan om dit soort zaken die bij de tijdgeest horen te kunnen beschouwen. Daarvoor moet je het verschil kennen tussen deze tijden en andere tijden. Ik beschouw het -hoe jong ik ook nog ben- als een van de goede dingen van het ouder worden. Gewoon leuk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten