We zijn weer terug in Sappemeer, the city that never sleeps.
Onze eerste nacht hier was ik vroeg wakker. Om een uur of half drie lag ik al
wakker in onze goed verduisterde slaapkamer. Ik had me er enorm op verheugd: na
een jaar slapen op een open zolder eindelijk weer een slaapkamer met een deur
die je dicht kunt doen. Lekker de wereld buitensluiten.
Maar eindelijk weer terug op deze vreemde maar toch
vertrouwde plek, was ik te opgewonden om te slapen. Net als de nacht na de
geboorte van onze kinderen. In de slaapkamer met verduisterende gordijnen is
het roetdonker. Ik heb moeite om me te oriƫnteren. Des te meer omdat E. ons bed
zo heeft opgesteld dat we met de voeten naar de straat en met het hoofd naar de
deur liggen. Totaal niet feng shui natuurlijk en zeker niet mijn idee. Maar
goed, ik geef het het voordeel van de twijfel. In het donker bedenk ik wat er
allemaal nog moet gebeuren: morgen eerst maar een kledingrek halen voor de
jassen die nu nog onderaan de trap liggen. En die kasten die onder de schuine
wand staan, kunnen misschien wel aan het hoofdeind van ons bizar opgestelde bed
staan. Ondertussen wandelen mensen opgewekt pratend voorbij. Dat hoor ik, omdat
we het raam open hebben staan. Het is drie uur in de nacht. We zijn in
Sappemeer. Wat zal ik morgen nog meer gaan doen? Achter die stoelen aanbellen
die zouden komen en toch niet kwamen. Werk maken van een deurbel. Dit soort
gedachten brengt de slaap natuurlijk niet dichterbij. Maar even naar het toilet
dan. Dat is altijd goed. Tastend vind ik mijn weg in het donker. Het is nog
niet zover dat ik die blindelings vind.
Even later wordt E. wakker van
mijn gedraai. Ook hij gaat nog maar even naar het toilet. “Donker he?”, zeg
ik. Dat zijn we niet meer gewend. “Zal
ik je even naar de deur klakken?” en ik voeg de daad bij het woord en maak een
klakkend keelgeluidje. “Je weet wel, dat doen vleermuizen ook toch? Dan
weerkaatst het geluid tegen de muur”, zeg ik in de richting waar ik E. in het
donker verwacht. “En dolfijnen toch ook? Of waren het walvissen?”, zeg ik al
klakkend. Ik ben goed wakker. Hoe laat zal het zijn? Een uur of vier? Het is
ondertussen toch iets rustiger geworden in Sappemeer, the city that never
sleeps, afgezien van mijn geklak dan. E. kan mijn geklak niet waarderen. Ik
vind het zelf eigenlijk ontzettend grappig en krijg de slappe lach. Ook dat
brengt de slaap niet dichterbij.
Tegen een uur of half vijf rijden de
brommers voorbij: de eerste mensen gaan alweer naar hun werk. Rond zes uur valt
de krant op de mat. De brievenbus klinkt metalig in de vide. Dat doet me eraan
denken dat ik nog beslag voor de binnenkant van de brievenbus moet bestellen.
Morgen maar, als we tenminste internet hebben. Ik sta rond zeven uur op. Genoeg
te doen, zo’n eerste dag na de verhuizing.
Waarom ik dit bericht niet plaatste op vrijdag 16 augustus? Dat weten jullie inmiddels: omdat
internet het niet deed natuurlijk. Dat betekende niet alleen geen internet,
maar ook geen telefoon en televisie. E. is vrijdag al op tijd begonnen met bellen,
omdat het vertrouwen dat het vanzelf goed zou komen van tevoren al niet
geweldig was. Waarom internet het dan niet deed? Tja, dat kon een monteur pas
na het weekeinde uit gaan zoeken. Inmiddels hebben we nog steeds geen internet. Er is wel heul goed nieuws: iemand is bij het kastje geweest. Merken wij daar iets van? Tuurlijk niet. Er moet namelijk ook nog een draadje worden getrokken. En dat doet weer iemand anders. Ze hopen dat het allemaal voor het weekend lukt, maar garanties kunnen ze daar natuurlijk niet voor geven...
Hoe ik dan toch dit stukje blog? Niet weer op mijn telefoon, maar met een dongel. Die heeft E. maar even gehaald. Want ja, hij heeft ook nog een bedrijf hĆØ. Dus ik leen 'm even.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten