Deze week was ik vrij. "Ga je nog iets bijzonders doen?", zegt de baas. "Ik ga helemaal niets doen", zeg ik. "Ik ga de hele week vegeteren." "Op de een of andere manier kan ik me jou niet zo goed vegeterend voorstellen", zegt hij. "Toch gaat het deze week gebeuren", zeg ik. Het gaat niet vanzelf, het bereiken van een vegetatieve staat. Ik vul mijn dagen graag met activiteiten en ik kom toch wel moeilijk los van het vele werk. Begin van de week krijg ik een berichtje van de baas: "Jij zou de week toch in complete afzondering doorbrengen?" Tja dat mislukte dus een beetje en eerlijk is eerlijk: dat wordt ook steeds moeilijker met alle communicatiemogelijkheden binnen handbereik.
Maar dinsdag kwam daar verandering in. Ik reisde 's ochtends met de jongste met de trein af naar de stad. We hadden er een leuke dag, maar toen ik 's middags thuiskwam was ik kapot. En dat bleek de voorbode van een griepje die tot vandaag nog doorsukkelt. Woensdag was ik compleet van de wereld. De jongste bediende me van natte washandjes en paracetamol om mijn lichaamstemperatuur een beetje te reguleren. Gisteren knapte het alweer wat op. Vandaag had het dus eigenlijk over moeten zijn, maar na een broodnodige boodschappensessie vanmorgen vroeg kakte ik bij thuiskomst toch weer behoorlijk in. Na de middag hang ik wat op de bank: het vegeteren gaat me nu een stuk gemakkelijker af. Ik vraag me hardop af of ik al dan niet weer aan de paracetamol moet. "Wat denk jij?", zegt de jongste tegen de oudste. "Vind jij dat mama paracetamol moet nemen?" "Ja, dat weet ik toch niet", zegt die. "Maar jij studeert toch gezondheidswetenschappen?", kaatst de jongste de bal terug. "Zelfmanagement is de zorg van de toekomst", zegt de oudste. "En als er iemand is die dat zelf wel kan managen, dan is dat mama wel." Ze heeft gelijk. Ik voel mijn temperatuur in de loop van de middag weer oplopen. Dan toch die paracetamol maar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten