donderdag 22 augustus 2013

Sappemeer, the city that never sleeps



We zijn weer terug in Sappemeer, the city that never sleeps. Onze eerste nacht hier was ik vroeg wakker. Om een uur of half drie lag ik al wakker in onze goed verduisterde slaapkamer. Ik had me er enorm op verheugd: na een jaar slapen op een open zolder eindelijk weer een slaapkamer met een deur die je dicht kunt doen. Lekker de wereld buitensluiten. 

Maar eindelijk weer terug op deze vreemde maar toch vertrouwde plek, was ik te opgewonden om te slapen. Net als de nacht na de geboorte van onze kinderen. In de slaapkamer met verduisterende gordijnen is het roetdonker. Ik heb moeite om me te oriƫnteren. Des te meer omdat E. ons bed zo heeft opgesteld dat we met de voeten naar de straat en met het hoofd naar de deur liggen. Totaal niet feng shui natuurlijk en zeker niet mijn idee. Maar goed, ik geef het het voordeel van de twijfel. In het donker bedenk ik wat er allemaal nog moet gebeuren: morgen eerst maar een kledingrek halen voor de jassen die nu nog onderaan de trap liggen. En die kasten die onder de schuine wand staan, kunnen misschien wel aan het hoofdeind van ons bizar opgestelde bed staan. Ondertussen wandelen mensen opgewekt pratend voorbij. Dat hoor ik, omdat we het raam open hebben staan. Het is drie uur in de nacht. We zijn in Sappemeer. Wat zal ik morgen nog meer gaan doen? Achter die stoelen aanbellen die zouden komen en toch niet kwamen. Werk maken van een deurbel. Dit soort gedachten brengt de slaap natuurlijk niet dichterbij. Maar even naar het toilet dan. Dat is altijd goed. Tastend vind ik mijn weg in het donker. Het is nog niet zover dat ik die blindelings vind.

Even later wordt E. wakker van mijn gedraai. Ook hij gaat nog maar even naar het toilet. “Donker he?”, zeg ik.  Dat zijn we niet meer gewend. “Zal ik je even naar de deur klakken?” en ik voeg de daad bij het woord en maak een klakkend keelgeluidje. “Je weet wel, dat doen vleermuizen ook toch? Dan weerkaatst het geluid tegen de muur”, zeg ik in de richting waar ik E. in het donker verwacht. “En dolfijnen toch ook? Of waren het walvissen?”, zeg ik al klakkend. Ik ben goed wakker. Hoe laat zal het zijn? Een uur of vier? Het is ondertussen toch iets rustiger geworden in Sappemeer, the city that never sleeps, afgezien van mijn geklak dan. E. kan mijn geklak niet waarderen. Ik vind het zelf eigenlijk ontzettend grappig en krijg de slappe lach. Ook dat brengt de slaap niet dichterbij.

Tegen een uur of half vijf rijden de brommers voorbij: de eerste mensen gaan alweer naar hun werk. Rond zes uur valt de krant op de mat. De brievenbus klinkt metalig in de vide. Dat doet me eraan denken dat ik nog beslag voor de binnenkant van de brievenbus moet bestellen. Morgen maar, als we tenminste internet hebben. Ik sta rond zeven uur op. Genoeg te doen, zo’n eerste dag na de verhuizing.



Waarom ik dit bericht niet plaatste op vrijdag 16 augustus? Dat weten jullie inmiddels: omdat internet het niet deed natuurlijk. Dat betekende niet alleen geen internet, maar ook geen telefoon en televisie. E. is vrijdag al op tijd begonnen met bellen, omdat het vertrouwen dat het vanzelf goed zou komen van tevoren al niet geweldig was. Waarom internet het dan niet deed? Tja, dat kon een monteur pas na het weekeinde uit gaan zoeken. Inmiddels hebben we nog steeds geen internet. Er is wel heul goed nieuws: iemand is bij het kastje geweest. Merken wij daar iets van? Tuurlijk niet. Er moet namelijk ook nog een draadje worden getrokken. En dat doet weer iemand anders. Ze hopen dat het allemaal voor het weekend lukt, maar garanties kunnen ze daar natuurlijk niet voor geven...
Hoe ik dan toch dit stukje blog? Niet weer op mijn telefoon, maar met een dongel. Die heeft E. maar even gehaald. Want ja, hij heeft ook nog een bedrijf hĆØ. Dus ik leen 'm even.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten