Zelf groeide ik op in Woltersum. Dat ligt in Fivelingo: het hart van Groningen. Toen ik opgroeide sprak iedereen het dialect van die omgeving met elkaar. Het mooiste Gronings vond ik dat. En iedereen vond dat heel gewoon. Tot ik op de middelbare school kwam. Daar was het helemaal niet gewoon dat je thuis en in je directe omgeving Gronings sprak. Sterker nog: het mocht niet, ook niet onderling. De Nederlandse lerares pikte alle kinderen met een Gronings accent eruit. Grappig genoeg was ik daar niet bij, terwijl ik een van de weinigen was die zelf dialect sprak. De ouders van het grootste deel van mijn klasgenoten spraken uiteraard Gronings, maar die hadden hun best gedaan om met hun kinderen keurig Nederlands te praten. Maar niet goed genoeg dus, volgens mijn Nederlandse lerares.
Toen ik later Nederlands ging studeren was mijn Groningse dialect juist heel waardevol. Het was een tweede taal! Eigenlijk was het natuurlijk mijn eerste taal: ik denk en droom in het Gronings. Als ik op het werk bijvoorbeeld diep in gedachten ben en je stoort me, dan reageer ik in het Gronings. Het Nederlands is mijn tweede taal en dat beheers ik ook heel behoorlijk. Ik leerde op de universiteit hoe het kon dat de Nederlandse lerares mij er niet uitpikte en veel van mijn klasgenoten wel. Het is namelijk juist goed om twee talen volstrekt gescheiden aan te leren: school, televisie kijken en voorlezen in het Nederlands en al het andere in het Gronings.
Toen onze eerste werd geboren, gingen E. en ik Gronings tegen haar praten. Dat voelde heel natuurlijk aan: tegen alles wat niet terugpraat, praat ik sowieso Gronings. Het grappige is, dat ze eerst in het Gronings terugpraatte, maar onder invloed van de crèche al snel overstapte op het Nederlands. En dat deed ze heel consequent. Zo ontstond de situatie die nu nog steeds bestaat: wij praten Gronings tegen de kinderen en zij praten Nederlands terug. Tenminste, tot voor kort.
Onze zoon spreekt namelijk steeds meer Gronings en dat gaat hem goed af. In onze woonplaats wordt het veenkoloniaalse Gronings gesproken en daar geniet hij zeer van. Zelf spreekt hij net als wij het Gronings van het Fivelingo, maar zo nu en dan geeft hij er een veenkoloniaals tintje aan: de klabbe (klapbrug), het draaigie (een brug die draait), tweie, dreie, vaare, als het even kan plakt hij er een -ie of een -e achter, ook als dat niet hoeft. Voor hem geldt nou eenmaal net als voor mij dat de overdrijving zijn favoriete stijlfiguur is.
Zo nu en dan loopt hij tegen een mooie spreuk aan die hij met ons deelt. Zoals deze tekst die hij las op een hele oude tractor: Geld dat hebben wie nait, mor n raive dat wie hebben...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten