zaterdag 19 januari 2013

Zijn jullie een tweeling?

"Broers en zussen zijn het merg van je bot", zeggen Surinamers. "Het is de langstlevende relatie die je hebt", aldus familietherapeute Else-Marie van den Eerenbeemt. "Samen met hen vorm je als kind het laboratorium van het leven." Ik doe deze inzichten op in een Flow die ik gisteren meenam uit de bibliotheek. Ik heb zelf twee zusjes, allebei jonger dan ik. Veel mensen zien wel dat we zussen zijn. Van mijn jongste zusje kan ik me nog herinneren dat ze geboren werd. Dat herinner ik me, omdat mijn middelste zusje stampij maakte: ze wilde erbij zijn. Mijn jongste zus is zes jaar jonger dan ik. Dat is best veel. Mijn middelste zus en ik schelen twee jaar. Wij deden alles samen. Soms denken mensen dat we een tweeling zijn. Deze week gebeurde dat nog.

"Zijn jullie een tweeling?" De vraag komt als we naast elkaar voor de kluisjes in het zwembad staan. De vraag wordt gesteld door iemand van onze aquarobicles.

Heel vroeger leken we niets op elkaar, mijn zusje en ik. Op de lagere school hoorde ik nooit dat we veel op elkaar leken. En dat was ook niet zo. Wel waren we twee handen op één buik. We vulden (en vullen) elkaar naadloos aan. Ook al hadden we ieder een bed, we sliepen veel liever samen in één bed. We speelden veel samen: poppenkast bijvoorbeeld. Ik moest spelen, zij was van de organisatie. Juist omdat we zo verschillend waren, werkte het goed. Zij pushte mij, ik durfde samen met haar veel meer dan alleen. Zij kon haar organisatietalent op mij uitproberen en durfde dingen omdat ik haar niet zou laten zitten. 

Het tweelingding begon op en net na de middelbare school. Ik kwam eens uit de stad en zij stapte even later in Appingedam bij dezelfde buschauffeur in de bus. "Ik heb net al net zo ain in Ten Boer òfzet", zei de buschauffeur tegen mijn zusje. En vanaf dat moment gebeurt het regelmatig dat mensen mij voor haar aanzien of haar voor mij. Als ik gegroet word door mensen die ik niet ken, dan groet ik extra vriendelijk terug, omdat ik er rekening mee hou dat ze denken dat ik haar ben. Een meisje dat me vriendelijke groet: "Hoi, ik zag je nog in de manege vanmiddag!" Mij niet dus. Of een vrouw die ik eigenlijk niet ken, maar die een heel verhaal tegen me houdt. Tot ik in de gaten krijg dat ze denkt dat ik mijn zusje ben. Ze blijkt de vrouw van een jager te zijn die mijn zusje kent.


"Nee", zeggen we, "we zijn geen  tweeling, wel zussen". Geen twijfel mogelijk. "De volgende keer zeggen we gewoon ja", zeg ik later tegen mijn zusje. We hebben dan wel niet samen bij mijn moeder in de baarmoeder gezeten, maar we hebben daarna altijd heel dicht op elkaar geleefd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten