Ik doneer links en rechts aan goede doelen. Dat vind ik eigenlijk heel gewoon als je het je kunt permitteren. Zo ben ik ook al heel lang donateur van de Internationale Alzheimer Stichting. Daar ben ik al jong mee begonnen.
Vanavond word ik gebeld door de Alzheimer Stichting. "Bedankt voor de steun", zegt de vriendelijke jongeman aan de telefoon. Ik weet natuurlijk dat hij mij niet opbelt om me alleen
even te bedanken. Ze zijn weer bezig met het inzamelen van meer geld en
wat is nou efficiënter dan de mensen die toch al achter je staan net nog
even een paar centen extra te ontfutselen? Het is een strategie waar ik doorgaans de pest aan heb. De gebruikte verkooptechniek is interessant. "Hoe kwam u er zo toe om ons te steunen?", vraagt de jongeman. "Was er iemand met Alzheimer in uw omgeving?" Nee, dat was niet het geval. Via het werk kwam ik in een verpleeghuis en ik werd geraakt door al die verloren mensen. De jongeman is vriendelijk en vasthoudend. Op een goede manier. Ik raak niet geïrriteerd. Knap van hem, want mijn irritatiegrens is snel bereikt bij dit soort zaken. Door hem te vertellen waarom ik er ooit voor koos, geef ik hem argumenten in handen om mij over de streep te trekken om nog meer geld te doneren. Hij is doelgericht. Ze staan voor een doorbraak; als we nou allemaal net een paar centen meer zouden geven, dan kan het onderzoek doorgaan. Meestal zeg ik nee op dit soort verzoeken. Niet omdat ik de doelen niet goed vind, maar omdat ik een grens wil trekken. Hij doet een voorstel voor een mooi donatiebedrag voor mij. Het is een mooi voorstel, maar dat moet ik toch echt afwijzen. Ik doe een tegenbod en geef mijn grens aan. Ik ben bereid om de grens iets op te rekken, want aan mij zal het niet liggen: die doorbraak kan er komen. Alzheimer is een mensonterende ziekte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten