Gisteren was ik op de herdenkingsdienst van alweer een collega. Ik kende hem zo'n beetje zolang als ik werk. Maar echt kende ik hem niet. We maakten een praatje, grapten wat over en weer en dan gingen we weer over tot de orde van de dag. "Bedankt voor de gezelligheid", zei hij dan altijd. Gisteren kwam een voor mij totaal onbekende kant van hem boven: hij bleek een zeer gelovig man - als je tenminste afging op zijn herdenkingsdienst.Vaak ben ik geraakt door een afscheid en snel met mijn tranen, maar deze keer was dat niet het geval. De dienst vloog voor mij zo hoog over dat het mij niet raakte, met uitzondering van het moment dat zijn vrouw het gedicht 'Al weet ik dat je veilig bent' voordroeg.
Na de dienst bleek ik niet de enige te zijn die verrast was door het karakter van de dienst. "Ik kan er soms wel eens jaloers op zijn", zegt een collega die net als ik ongelovig is. Ik snap wel wat hij bedoelt: dat idee dat je gedragen wordt door het geloof. En toch ook weer niet. Ik kan het gewoon niet bevatten. In het gedicht werd de zin "Ik kan nooit meer bij je zijn" gelezen. En dat werd dan weer gecombineerd met de berusting dat de Heer dat leven genomen heeft - dat dat goed is. "Ik snap daar niets van", zeg ik vanmorgen tegen E. terwijl we nog in bed liggen. "Jij zou meer iets hebben van: wat flik je me nou?", zegt hij. E. kent me. Dat zou inderdaad mijn reactie zijn. Juist als ik zou geloven dat Iemand er de hand in had zou het voor mij onverteerbaar zijn. Een dergelijke berusting voelt voor mij bijna kinderlijk naief.
Niemand ontkomt aan het verlies van geliefden. Ik kan daar nog niet echt over meepraten en ik weet dus niet hoe ik zal reageren. Ik hoop dat het ook nog lang niet zover is, maar ik geloof wel: in mezelf. In mijn flexibiliteit, in mijn veerkracht, in mijn vermogen om te overleven. Mijn geliefden worden gelukkig niet geroepen door de Heer. Daar zou ik geen begrip voor hebben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten