"Als telefoneren een olympische sport was, dan zou niemand een schijn van kans op goud hebben", aldus mijn vader. "Dan zou jullie moeder keer op keer in de prijzen vallen." Nou is telefoneren een duosport; je hebt er namelijk altijd twee personen voor nodig. En ik ben zonder enige twijfel de andere helft van het olympische duo. Deze week hadden we onze sport nog niet beoefend, maar vanavond leek me een uitermate geschikte avond: het Nederlands elftal speelde. En omdat ik vrouw ben, kan ik voetballen kijken prima combineren met telefoneren. Mijn moeder is ook vrouw en voor haar geldt hetzelfde: we zijn niet voor niets van olympische klasse. Af en toe vallen we even stil als het spannend wordt, maar we pakken zonder haperen de draad zo weer op.
In de 67e minuut van de wedstrijd zegt E. als het iets langer stilvalt: "Je gaat nu toch zeker niet inzakken. Jullie hebben de hele wedstrijd nu zitten te telefoneren, ik ga ervan uit dat je 'm volmaakt." Helemaal is dat niet gelukt: na 87 minuten hebben we het gesprek afgebroken. Maar wij hebben dan ook na 45 minuten geen rust gehad; we zijn gewoon doorgegaan. Dus per saldo hebben we zeker twee helften volgemaakt. Na 87 speelminuten zijn we gestopt. Niet omdat we uitgepraat waren, maar omdat we weten wanneer het genoeg is geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten