Rond 4 mei neemt de aandacht voor de Tweede
Wereldoorlog toe. Gisteravond zag ik een deel van de documentaire over Kindjeshaven.
De twee vrouwen die honderden Joodse kinderen redden in hun crèche vertelden
in de documentaire hun verhaal. Ze zijn inmiddels allebei al overleden.
Vanmorgen neem ik de rouwpagina´s in de krant door en dan realiseer ik het me
opnieuw: het zal niet zo heel lang meer duren dat de laatste getuigen van de
oorlog hun verhaal nog kunnen vertellen.
Mijn ouders maakten de oorlog nog mee als kind. Mijn
moeder begreep er nog niet zoveel van. Met haar ouders, broers en zussen en
andere kleine zelfstandigen bleef ze achter in het dorp dat onder water was
gezet. Al die lege huizen met openstaande deuren vormden toen het water in de
winter tot ijs was geworden een ongekend mooie ijsbaan. Overal konden ze gewoon
naar binnen schaatsen! En die Duitsers, die konden helemaal niet schaatsen! Dat
er tijdens de oorlog wel heel veel roodharigen aanschuiven of blijven logeren,
valt haar wel op. Het dreigende geluid van laagvliegende vliegtuigen deert haar
niet: haar moeder zei toch zelf dat die niet voor hen bedoeld waren? Het enige
wat ze eigenlijk graag wil -om voedsel veilig te stellen in dat ondergelopen
gebied- is een koe op zolder. Maar daar wordt niet naar geluisterd.
Mijn vader is ruim twee jaar ouder. Zijn herinneringen
zijn heel anders, getekend door het onderweg zijn met het binnenvaartschip
samen met zijn ouders en zijn tien jaar oudere broer. De andere broer en zussen
waren al aan de wal. Hij wist al snel dat vliegtuigen niet altijd overvlogen:
hij maakte immers zelf mee dat een vliegtuig in het open veld op hem, zijn
broer en een aantal andere kinderen dook. In Hoogezand zag hij met eigen ogen
dat een trein kapot werd geschoten. De mensen rondom hem waren in paniek en
niemand had oog voor dat jongetje op zijn step die onderweg was om een
boodschap voor zijn grootmoe te doen. Onderweg zag hij treinen waar door de
kieren van de wagons mensen naar buiten keken. Zijn vader vertelde hem dat dat
allemaal Joden waren. Waar ze heen gingen, wist hij niet, maar wel wist hij dat
het 'nait best' was. Hij voelde de angst en de intimidatie toen hun mooie
fietsen op het dek door Duitsers werden 'getest' en vervolgens in beslag
genomen. Later in de oorlog werd ook hun schip in beslag genomen door de
Duitsers om aardappelen voor de Duitse troepen te leveren. De rest van de oorlog
zijn ze onderweg geweest met een lading aardappelen die allengs slonk omdat
iedereen er van at, maar die nooit op de plek van bestemming aankwam. In
Bolsward maakte mijn vader de bevrijding mee.
De angst, de intimidatie, de onzekerheid; wij kennen
het niet. Gelukkig maar. Wij zijn geboren en gewend aan vrijheid. Die vrijheid
lijkt voor ons vanzelfsprekend. Het is goed om er een keer per jaar bij stil te
staan dat vrijheid nooit vanzelfsprekend is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten