We hebben het aan tafel over groepen in de klas. In het begin van het jaar sprak onze zoon regelmatig over een jongen. Nu hoor ik hem daar niet meer over. Er is niets gebeurd en niets aan de hand, verzekert hij mij. De jongen hoort gewoon bij een andere groep in de klas. Ik informeer naar iemand anders. "Oh die hoort bij de Noobs", zegt hij. "De wat?" "De Noobs." "En wat zijn Noobs nou weer?" "Dat zijn sukkels." Ja en daar wil je natuurlijk niet bij horen.
"Dat is toch echt tienertaal", zeg ik tegen E. Onze zoon verslikt zich bijna in zijn yoghurt. "Is het niet zo?", vraag ik. "Tienertaal", gniffelt hij. Hij vindt het maar een stom woord. "Misschien heeft het een te hoog Joop ter Heulgehalte", zeg ik. Maar zij kennen Joop ter Heul niet. "Tienertaal hoort thuis in het rijtje mieters en dolletjes", legt onze oudste uit. En dat zijn woorden die je niet moet willen gebruiken, dat snap ik ook. "Toch is mamma geen kakker", zegt onze zoon. Maar tienertaal is duidelijk een kakwoord in de beleving van onze kinderen. Jongerentaal kan, jeugdtaal kan, maar tienertaal kan niet. Dan ben je een kakker.
Bij welke groep hoor jij dan?", vraag ik. Hij weet het eigenlijk niet. Dan denkt hij even na: "Bij de vetkuiven", grinnikt hij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten