Vrijdagavond reden we naar mijn ouders. Na een kilometer of tien rijden, verlieten we de bebouwde kom. En toen was het donker. Echt donker. Geen lantaarnpalen, geen huizen met verlichting, geen maan, alleen wij, de autolampen en het donker. We vallen even stil als we zo het donker inrijden. "Het is hier echt donker", zeg ik. "Dat heb je bij ons eigenlijk niet." Onze woonplaats ligt in een verstedelijkt gebied. Bovendien hebben we hier een aantal kassencomplexen. Daar gaat het licht nooit uit. En alhoewel daar ook voorschriften voor zijn, kleurt de lucht regelmatig oranje. Dat is het licht dat via het dak ontsnapt, want de zijwanden moeten worden afgedicht.
De eerste keer dat ik die oranje lucht zag, dacht ik aan een grote brand. Inmiddels weet ik beter. Zo donker als het onderweg naar mijn ouders is, is het bij ons nooit. En dan is het donker onderweg naar mijn ouders nog heel betrekkelijk. We rijden hooguit twee kilometer in het donker. Dan komen we toch weer een verlicht kruispunt tegen, even later gevolgd door de brug. Echt donker is het niet meer in Nederland. Ook dat is een vorm van vervuiling.
Omdat het nooit meer ergens donker is, gaan mensen zich op den duur ongemakkelijk voelen in het donker. Of ze worden ronduit bang in het donker. Jammer eigenlijk. Van het donker gaat heel veel rust uit. Ik ben dol op licht in huis, maar 's nachts mag het van mij allemaal uit. Ruim baan voor het donker!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten