vrijdag 16 januari 2009

Meer, meer, meer

Ik ben verdiept in het boek Het pauperparadijs van Suzanna Jansen. Ze heeft er de voorgeschiedenis van haar familie -afkomstig uit Veenhuizen- in opgetekend. Generaal Van den Bosch stichtte een kolonie in eigen land voor bedelaars, landlopers en armlastigen. Met zijn Maatschappij van Weldadigheid, probeerde hij met strakke hand de armen in het gareel te krijgen. Een omstreden streven. Destijds werd het nog als een schande gezien om in te grijpen in dat wat God goeddunkte.

E. komt binnenlopen met de telefoon. "Oxam Novib", zegt hij. Aan de andere kant van de lijn steekt een jonge vrouw die op deze manier iets bijverdient, onmiddellijk van wal. Dat het zo erg is in Afrika met de honger. Dat ze dat echt niet langer aan kunnen zien. Dat er beslist ingegrepen moet worden. In hoog tempo doet ze haar verhaal. Ze leest het voor van een papiertje of een beeldscherm. Ik zeg niets tijdens het hele relaas, maar mijn ergernis bouwt zich langzaam op. Ik hoor haar langzaam uitrazen. Ze haalt diep adem en dan komt ze met haar vraag: ik ben al donateur van Oxam Novib, of ik niet partner wil worden. Zonder adem te halen gaat ze door: "Maar voor het partnerschap vragen we natuurlijk wel een hogere bijdrage." Ik laat even een stilte vallen. "Ik vind het zo wel goed", zeg ik. "Oh", reageert ze "nou dan bedankt voor uw tijd en nog een prettige dag."

Ik heb er een verschrikkelijke hekel aan. Je geeft iets- ik ben donateur zolang ik een inkomen heb- maar door iets te geven ben je ook direct een doelwit geworden. Een doelwit voor al dit soort acties. Ze moeten ergens beginnen, dus beginnen ze maar in het adressenbestand dat ze toch al hebben. Het irriteert me, omdat ze het zo brengen dat je eigenlijk geen nee kunt zeggen. Wil ik het op mijn geweten hebben dat al die Afrikanen sterven? Natuurlijk niet! Dus doneren, doneren, doneren. Het is de Maatschappij van Weldadigheid anno 2009. En het is nooit genoeg. Je zou zeggen dat je dit soort zaken in de 21ste eeuw toch anders zou moeten kunnen oplossen. 
De telefoonterreur en de ladingen direct mail die goede doelen tegenwoordig ook hanteren, staan me tegen. Ooit vertelde mijn oom hoe hij daarmee omging. Na het zoveelste telefoontje 's avonds was hij het zat. "Even met mijn vrouw overleggen", zei hij, om vervolgens de hoorn naast zich neer te leggen en niet weer op te nemen. De verkoper aan de andere kant van de lijn is nog een tijd aan de lijn gebleven, maar op den duur was de boodschap wel duidelijk. "Ze bellen nooit meer", zei mijn oom zonder een spier te vertrekken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten