Ik sta nu ruim een maand op koffierantsoen. Tot voor kort sloeg ik dagelijks met gemak en genoegen acht bekers koffie achterover. En daar deed ik het prima op. Tot mijn hart wat al te enthousiast ging kloppen. "Hoeveel koffie drinkt u?", vroeg de dokter. "Ongeveer zes", schat ik enigszins conservatief in. "Mokken of kopjes?", vraagt ze genadeloos door. "Mokken", geef ik toe. "Dat zijn twaalf kopjes", zegt ze streng. "Dat is echt veel te veel. U moet drastisch minderen." Minderen is niet een van mijn favoriete woorden.
Maar goed, toch maar minderen dan. Ik zit nu op een beker koffie 's morgens op het werk. En 's avonds nam ik thuis nog twee kopjes. En dat heeft resultaat. Mijn hart slaat nu zo rustig dat het net lijkt of ik er geen heb. Na twee weken informeert de dokter hoe het gaat. "Prima", zeg ik. Ik vertel haar dat ik de koffie eigenlijk altijd achteloos achterover sloeg. "Zo kunt u echt genieten van een kopje koffie. Als u af en toe een kopje koffie neemt, proeft u het ook weer beter", zegt ze. Ik laat het er maar bij. Haar opvatting van genieten en die van mij lopen duidelijk uiteen. Ik geniet juist van overdaad, van mateloosheid.
E. is steeds koffie uit bekers blijven drinken. Na een week of drie, gaan de kleine kopjes me ineens tegenstaan. "Geef me mijn mok maar weer.", zeg ik tegen E. die me 's avonds een kopje wil inschenken. "Ik heb liever een grote mok dan twee van die kleintjes." En zo doe ik het nu. 's Morgens een beker en 's avonds een beker. En nog wat decaf tussendoor. En dat bevalt: supersize ligt me nou eenmaal beter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten