"Hebben jullie de thee klaar als ik terugkom?" Ik ga voor de wekelijkse boodschappen naar de super. "Hoe lang duurt het?", vraagt E. "Drie kwartier", is mijn antwoord. Vijftig minuten later ben ik weer thuis. Met vijf minuten vertraging dus. Die vertraging kan volledig op het conto worden geschreven van de aanwezige mannen in de super.
Ik heb het dan niet over de zelfstandig shoppende mannen, maar over de bijrijders. Dat zijn de mannen die met het karretje mogen rijden. Zeggenschap over de boodschappen hebben ze niet. Daar gaat moeder de vrouw over. Ze vraagt wel af en toe iets aan de man, maar dat is puur voor de vorm. Zodat hij niet in de gaten heeft, dat hij compleet voor lul staat. Het is me altijd een raadsel waarom die mannen meegaan. Terwijl de vrouw in de schappen graait, stellen de mannen zich ergens op met het karretje. Bij voorkeur op een plek waar anderen er zoveel mogelijk overlast van hebben. Het is niet voorbehouden aan mannen van zekere leeftijd. Vandaag was er een jongeman die me werkelijk voortdurend in de wielen reed. Zijn vriendin of vrouw circuleerde door de super om de kar te vullen. Hij liep of net te ver achter, of te ver voor, of hij blokkeerde een gangpad.
Ik haal het liefst alleen boodschappen. Mocht ik ziek, zwak of misselijk zijn, dan gaat E. naar de super. Bij hoge uitzondering gaat E. of onze oudste mee om me te assisteren als ik last van mijn rug heb. Maar liever heb ik dat mijn oudste meegaat. Samen zijn wij een goed geoliede boodschappeninkoopmachine. Met ons tempo drijven we kassières tot wanhoop - omdat ze niet zo snel kunnen scannen, vakkenvullers tot razernij - omdat ze de vakken niet zo snel gevuld krijgen.
Hoe dan ook, voorwaarde voor een beetje vlotte doorstroming in de super is het terugdringen van het aantal loze boodschappenbijrijders. Ik pleit ervoor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten