Eigenlijk kijk ik nooit naar mijn blogstatistieken. Ik schrijf namelijk niet voor de statistieken, maar puur voor eigen plezier. Maar ach, ik ben vrij en heb wat tijd over. Dan kan het er nog eens van komen. Ik ben geïntrigeerd: het publiek voor mijn blog komt -zoals te verwachten viel- voornamelijk uit Nederland. Op 2 staan de Verenigde Staten, maar ik mag me ook verheugen op bezoekers uit Singapore en de Oekraïne. Heel bijzonder.
Dan kijk ik nog even naar de zoektermen waarop mijn blog gevonden wordt. Op de naam van mijn blog wordt veel gezocht. Maar tot mijn stomme verbazing staat op no. 2 de zoekterm 'spannende plaatjes'. De verwijzende site is een site waarvan ik de naam niet ken. Ik klik en kom zo op de nuchtere maag terecht bij een wel heel spannend plaatje. Zo spannend zie ik ze niet iedere dag. Niet eentje van mijn blog trouwens. Welke spannende plaatjes heb ik eigenlijk geplaatst, vraag ik me dan af. Even checken dan maar. Ik google op 'spannende plaatjes'. En jawel hoor: direct onder Sexting, stuur een spannend bericht naar je partner staat mijn blog met de titel Spannende plaatjes. Is dat raadsel ook weer opgelost.
donderdag 31 oktober 2013
Gezocht: spannende plaatjes
Labels:
blog,
blogger,
spannende plaatjes,
statistieken
woensdag 30 oktober 2013
Wat moeten wij dan?
"Ik ben best wel een twijfelaar", zeg ik tegen E. "Als jij een twijfelaar bent, wat moeten wij dan?", zegt E. Hij bedoelt eigenlijk: wat moet ik dan, maar hij verwijst naar een oneliner uit een verhaal uit de bundel De laatste bus naar Slochteren van Herman Sandman. We lazen het allebei met veel plezier. Herman Sandman werkte als journalist bij de Gezinsbode. Met zijn gezin verhuisde hij van de stad naar Slochteren. En zo belandt hij middenin het plattelandsleven. Herman schrijft er vermakelijk over. Maar niet alleen daarover. Ook over andere dingen des levens.
Zo komt de door E. graag gebruikte oneliner voor in een artikel over de zelfgekozen dood van Anthonie Kamerling. Herman is geshockeerd en tot tranen geroerd. Anthonie is van dezelfde leeftijd als Herman en hun gezinssituaties komen overeen. Dat wil zeggen: volgens Herman heeft Anthonie een meer dan gemiddeld leuke vrouw, een leuke baan en twee mooie kinderen met bijzondere namen. Herman vraagt zich af: als het leven hem al niet genoeg te bieden heeft, wat moeten wij dan?
De laatste bus naar Slochteren is een aanrader (ondanks het lelijke omslag en de matige typografie aldus E.). Ga dat lezen, schaf het aan of geef het met de feestdagen cadeau. Het boek is uitgegeven bij uitgeverij De Passage. Als je het vandaag bestelt, kun je het overmorgen al in huis hebben.
Zo komt de door E. graag gebruikte oneliner voor in een artikel over de zelfgekozen dood van Anthonie Kamerling. Herman is geshockeerd en tot tranen geroerd. Anthonie is van dezelfde leeftijd als Herman en hun gezinssituaties komen overeen. Dat wil zeggen: volgens Herman heeft Anthonie een meer dan gemiddeld leuke vrouw, een leuke baan en twee mooie kinderen met bijzondere namen. Herman vraagt zich af: als het leven hem al niet genoeg te bieden heeft, wat moeten wij dan?
De laatste bus naar Slochteren is een aanrader (ondanks het lelijke omslag en de matige typografie aldus E.). Ga dat lezen, schaf het aan of geef het met de feestdagen cadeau. Het boek is uitgegeven bij uitgeverij De Passage. Als je het vandaag bestelt, kun je het overmorgen al in huis hebben.
dinsdag 29 oktober 2013
Bieb is the place to be
Vrijdag waren E. en ik opnieuw in de bieb. Zoals meestal schuif ik na een zorgvuldige selectie van boeken en tijdschriften aan aan de grote leestafel. De leestafel staat in een soort nis. Het liefst kies ik positie zodanig dat ik de bieb inkijk, maar aan beide tafels zat al iemand aan die kant. En dan kun je er naast gaan zitten, maar het is toch een soort ongeschreven code dat je je niet in iemands persoonlijke ruimte begeeft en dat is dan al snel zo. Dus schuif ik aan tegenover een man die ook regelmatig in de bieb is op de vrijdag.
Op het moment dat ik aanschuif is alles zoals het altijd is. Het stel dat er altijd is zit samen achter een pc. Ze hebben het zich gemakkelijk gemaakt en eten er iets bij. Het ziet er buitengewoon gezellig en eendrachtig uit. Verder oogt het rustig. Er zijn geen andere markante vaste klanten.
Ik ben net verdiept in de VT Wonen als de bibliothecaris met stemverheffing zegt: "Jongens willen jullie hier wel even weggaan?" Hij staat met de wc-deur in de hand. Blijkbaar houden er zich een aantal jongens onrechtmatig op in het toilet. Dat is mij natuurlijk ontgaan; jammer genoeg heb ik geen ogen in mijn rug. "Wat is daar wel niet aan de hand?", vraag ik mijn tafelgenoot. Maar die reageert helemaal niet. Misschien wel doof of zo. Ik zit een poosje omgekeerd en zie dan een jongen uit het toilet komen. Daarna gaat de bibliothecaris het toilet in. Hij rapporteert aan de bibliothecaressen aan de balie. Die hebben het hele gebeuren van een afstand nauwlettend gevolgd. De bibliothecaris is hun held. Dat zie ik zo. Wat er aan de hand was is me ontgaan. Maar er is me wel het een en ander duidelijk geworden: ik ga dus nooit meer aan de verkeerde kant van de leestafel zitten. Als er al iemand zit, jammer, maar ik zit er dan ook. En wat natuurlijk steeds duidelijker wordt: de bieb is the place to be.
Op het moment dat ik aanschuif is alles zoals het altijd is. Het stel dat er altijd is zit samen achter een pc. Ze hebben het zich gemakkelijk gemaakt en eten er iets bij. Het ziet er buitengewoon gezellig en eendrachtig uit. Verder oogt het rustig. Er zijn geen andere markante vaste klanten.
Ik ben net verdiept in de VT Wonen als de bibliothecaris met stemverheffing zegt: "Jongens willen jullie hier wel even weggaan?" Hij staat met de wc-deur in de hand. Blijkbaar houden er zich een aantal jongens onrechtmatig op in het toilet. Dat is mij natuurlijk ontgaan; jammer genoeg heb ik geen ogen in mijn rug. "Wat is daar wel niet aan de hand?", vraag ik mijn tafelgenoot. Maar die reageert helemaal niet. Misschien wel doof of zo. Ik zit een poosje omgekeerd en zie dan een jongen uit het toilet komen. Daarna gaat de bibliothecaris het toilet in. Hij rapporteert aan de bibliothecaressen aan de balie. Die hebben het hele gebeuren van een afstand nauwlettend gevolgd. De bibliothecaris is hun held. Dat zie ik zo. Wat er aan de hand was is me ontgaan. Maar er is me wel het een en ander duidelijk geworden: ik ga dus nooit meer aan de verkeerde kant van de leestafel zitten. Als er al iemand zit, jammer, maar ik zit er dan ook. En wat natuurlijk steeds duidelijker wordt: de bieb is the place to be.
maandag 28 oktober 2013
Weer voor echte kerels
Foto gemaakt door collega Eva. |
Als ik met collega in overleg ben klinkt er een hoog constant zoemend geluid op de achtergrond. Ik kan het niet direct plaatsen, maar dan valt het dubbeltje: het is het geluid van een kettingzaag. Overal zijn mannen druk in de weer om de bomen op te ruimen. Toen ik vanmiddag dan ook naar huis wilde rijden, kon dat gewoon weer. De gevallen boom die de Hoofdlaan blokkeerde lag inmiddels keurig in stukjes gezaagd naast de weg.
De weg terug naar huis was er eentje met hindernissen. Vlakbij het werk was een weg afgezet omdat een omvallende boom een gaslek had veroorzaakt. Gevolg: brand. Halverwege moest ik wachten tot de brandweer een omgevallen boom had opgeruimd. Vervolgens bleek de spoorwegovergang defect. Een agent stond midden op het spoor om iedereen erover te loodsen. Onderweg ook overal mannen met takkenversnipperaars, kettingzagen en dergelijke. Ze zijn duidelijk in hun element. Waar ze het alledaagse tuinonderhoud graag aan vrouwen overlaten, zijn mannen nadrukkelijk in beeld als er groot materieel aan te pas komt.
Na een rit vol hindernissen komt ook thuis het vertrouwde geluid van scheurende kettingzagen me tegemoet. Achter en tegenover ons huis zijn namelijk ook bomen omgewaaid. De (over)buurmannen zijn allemaal druk bezig. Het is vandaag weer voor echte kerels.
zondag 27 oktober 2013
De waakzaamheid voorbij
Mijn hele leven ben ik waakzaam geweest. Ik weet niet anders dan dat ik van ieder geluid wakker word. Dat was al zo toen ik een baby was, leert de overlevering. Lange tijd sliep ik met mijn ouders op een slaapkamer. In die tijd moesten zij altijd in tijgersluipgang richting bed. Het is een godswonder dat mijn zusje is verwekt. Later 'betrapte' ik mijn vader toen hij wegging voor een vroege dienst. Ik dacht dat hij een insluiper was.
Zo is het dus altijd geweest. Onze zoon zei ooit: "Bij ons breken ze niet in, want dan wordt mama wel wakker." Dat was een hele geruststelling. Geen waakhond, maar een waakzame moeder. En vorig jaar maakte ik mijn reputatie waar door precies op tijd wakker te worden van de brand. Ook in ons tijdelijke huis, waar we in een open ruimte sliepen, hoorde ik werkelijk alles.
Tot nu dan. Deze week zakte het tijdelijke kledingrek op onze slaapkamer midden in de nacht met donderend geweld in elkaar. E.werd er wakker van. Ik heb er niets van gemerkt. 's Ochtends werd ik wakker in een slaapkamer die was bezaaid met kleren. En volgens E. is er deze week twee keer 's ochtends heel vroeg bij ons op de bel gedrukt. Ik heb het niet gehoord. Ook heb ik niet gehoord dat de krant is bezorgd. Het is de wereld op zijn kop. Tot nu toe was het andersom: E. sliep en ik waakte.
Vannacht was onze zoon op stap. Om half zes word ik wakker. Ik heb hem niet gehoord. Normaal gesproken betekent dat dat hij dan niet thuis is gekomen. Ik stoot E. aan: "Is L. al thuis?" E. heeft hem ook niet gehoord. "Kijk maar even", zegt hij. In de badkamer is het geen chaos van uitgetrokken kledingstukken, dus dat zou kunnen betekenen dat hij er nog niet is. Dan maar even op zijn kamer kijken. "Ik geloof dat hij er ligt, maar ik kan het niet goed zien", zeg ik tegen E. Ik kijk nog eens met het licht aan: hij ligt er. Dus hij is thuisgekomen zonder dat ik het gehoord heb! Het is ongekend. Blijkbaar ben ik de waakzaamheid voorbij.
Zo is het dus altijd geweest. Onze zoon zei ooit: "Bij ons breken ze niet in, want dan wordt mama wel wakker." Dat was een hele geruststelling. Geen waakhond, maar een waakzame moeder. En vorig jaar maakte ik mijn reputatie waar door precies op tijd wakker te worden van de brand. Ook in ons tijdelijke huis, waar we in een open ruimte sliepen, hoorde ik werkelijk alles.
Tot nu dan. Deze week zakte het tijdelijke kledingrek op onze slaapkamer midden in de nacht met donderend geweld in elkaar. E.werd er wakker van. Ik heb er niets van gemerkt. 's Ochtends werd ik wakker in een slaapkamer die was bezaaid met kleren. En volgens E. is er deze week twee keer 's ochtends heel vroeg bij ons op de bel gedrukt. Ik heb het niet gehoord. Ook heb ik niet gehoord dat de krant is bezorgd. Het is de wereld op zijn kop. Tot nu toe was het andersom: E. sliep en ik waakte.
Vannacht was onze zoon op stap. Om half zes word ik wakker. Ik heb hem niet gehoord. Normaal gesproken betekent dat dat hij dan niet thuis is gekomen. Ik stoot E. aan: "Is L. al thuis?" E. heeft hem ook niet gehoord. "Kijk maar even", zegt hij. In de badkamer is het geen chaos van uitgetrokken kledingstukken, dus dat zou kunnen betekenen dat hij er nog niet is. Dan maar even op zijn kamer kijken. "Ik geloof dat hij er ligt, maar ik kan het niet goed zien", zeg ik tegen E. Ik kijk nog eens met het licht aan: hij ligt er. Dus hij is thuisgekomen zonder dat ik het gehoord heb! Het is ongekend. Blijkbaar ben ik de waakzaamheid voorbij.
zaterdag 26 oktober 2013
Geil!
De jongste is tevreden over het resultaat en blij met mij. Ze staat tenminste in de badkamer Mamma, je bent de liefste van de hele wereld te zingen. Haar zus is dit weekend thuis. Die zit twee deuren verderop in haar kamer. Ik beplak ondertussen nog een Malmkastje van Ikea, zodat die ook aan de achterkant gezien mag worden. "Ze vindt het geil", zegt de jongste. Ik kijk enigszins verbaasd op. Ik ben dan wel befaamd om mijn focus en concentratievermogen, maar ik heb de oudste toch echt niet horen of zien binnenkomen. Dus ik kijk de jongste vragend aan. "Ik heb haar een fotootje gestuurd", zegt ze. En de bondige reactie van de oudste was: "Geil". Tja, zo gaat dat dus.
vrijdag 25 oktober 2013
Stairway to heaven
Deze week had ook ik herfstvakantie. Aanvankelijk hadden we het plan opgevat om even weg te gaan. Maar dat is er niet van gekomen. Er wordt nog steeds gewerkt aan ons huis. Het vordert gestaag -met ook de nodige tegenslagen. Maar daar heb ik het nu niet over. Een punt dat nu speelt is het huis inrichten. Spullen kopen. Na een jaar lang dagelijks beslissen en kiezen zijn we een beetje moe geworden. Dus het inrichten vordert niet heel vlot. Het eerst zijn de dingen aan de beurt die echt moeten: een bed voor onze zoon. Die heeft als jonge man van 2 meter ruim een jaar lang op een logeerbed geslapen. Het door hem zo gewenste grote bed paste niet in de huurwoning. Dus moest hij wachten. Dat bed is er inmiddels en dat was een geslaagde aankoop.
Deze week zakte midden in de nacht het kledingrek in waar we al onze hangspullen op hangen. Op zich is dat een goed teken: we hebben dus weer zoveel kleren dat een rek eronder kan bezwijken. Na een zorgvuldige herschikking van de kleding, stortte het ding eergisteravond opnieuw met veel gekletter ineen. Deze keer heb ik 'm met de schroevendraaier aangedraaid in de hoop dat het nog een poosje houdt. Maar hoe je het ook wendt of keert: dit wordt binnenkort natuurlijk een urgent punt. En dan moeten we toch tot aanschaf van een hangkast overgaan.
En verder: die stoel met gaten in de leuning. Dat kan ook eigenlijk echt niet. Het sinaasappelkistje bij het bed is eigenlijk net te klein om boek, leesbril en wekker te herbergen. Of de bril, of het boek of de wekker ligt op de grond. Ik heb er iets voor in gedachten, maar dat vind ik nog maar niet. En zo zijn er nog heel veel dingen te noemen en te bedenken. Ik denk dat we nog jaren vooruit kunnen.
Ook het aanbrengen van muurdecoratie vordert niet echt. E. is zeer gecharmeerd van witte muren zonder gaten, ik minder. Deze week vatte ik het plan op om langs de muur naar de bovenverdieping allemaal houten sterren op te hangen. Zo zou ik onze eigen Stairway to heaven kunnen maken. Ik zag het helemaal voor me. E. was niet enthousiast, maar het lukte me prima om dat te negeren.
Dinsdag gaan de jongste -mijn immer toegewijde assistent- en ik aan de slag. Ik heb maar liefst negen sterren aangeschaft: vier grote en vijf kleine. Ik heb stootdopjes gekocht (in de volksmond schijnen ze bekend te staan als hondenlullen - ik kan er ook niets aan doen) waar ik de sterren zo over zou kunnen schuiven. Op die manier wordt onze stairway to heaven geen gatenkaas. Op aandringen van de jongste leggen we eerst een patroon op de grond. Vervolgens verwerken we het systematisch op de muur. Stootdopje plakken, ster erover en klaar! Ik word steeds enthousiaster terwijl we ermee bezig zijn. Het is een muurvullende decoratie, daar hou ik van: niet te klein denken. Als we de negende ster hebben geplakt, springt de eerste met veel gekletter van de muur. Het stootdopje blijft hangen, maar de ster valt- niet gewoon recht naar beneden, maar met een boogje, alsof het gelanceerd wordt; hoe is me een raadsel. Als de jongste dat wil uitzoeken wordt ze door een ware sterrenregen getroffen. De ene na de andere ster springt van de muur. "Dit gaat zo dus niet lukken mama", zegt ze. "Ik haal ze er weer af". Zo gezegd, zo gedaan. Ik baal ervan. "Ik ga eerst een teleurstellingssiësta doen", zeg ik tegen de jongste en ik voeg de daad al mokkend bij het woord. E. weet wel raad: "Ik zeg naar de kringloop met die sterren". Maar dat gaat niet gebeuren. Ik heb het nog niet opgegeven. Ik denk nog na.
Deze week zakte midden in de nacht het kledingrek in waar we al onze hangspullen op hangen. Op zich is dat een goed teken: we hebben dus weer zoveel kleren dat een rek eronder kan bezwijken. Na een zorgvuldige herschikking van de kleding, stortte het ding eergisteravond opnieuw met veel gekletter ineen. Deze keer heb ik 'm met de schroevendraaier aangedraaid in de hoop dat het nog een poosje houdt. Maar hoe je het ook wendt of keert: dit wordt binnenkort natuurlijk een urgent punt. En dan moeten we toch tot aanschaf van een hangkast overgaan.
En verder: die stoel met gaten in de leuning. Dat kan ook eigenlijk echt niet. Het sinaasappelkistje bij het bed is eigenlijk net te klein om boek, leesbril en wekker te herbergen. Of de bril, of het boek of de wekker ligt op de grond. Ik heb er iets voor in gedachten, maar dat vind ik nog maar niet. En zo zijn er nog heel veel dingen te noemen en te bedenken. Ik denk dat we nog jaren vooruit kunnen.
Zoiets wordt het dan. |
Dinsdag gaan de jongste -mijn immer toegewijde assistent- en ik aan de slag. Ik heb maar liefst negen sterren aangeschaft: vier grote en vijf kleine. Ik heb stootdopjes gekocht (in de volksmond schijnen ze bekend te staan als hondenlullen - ik kan er ook niets aan doen) waar ik de sterren zo over zou kunnen schuiven. Op die manier wordt onze stairway to heaven geen gatenkaas. Op aandringen van de jongste leggen we eerst een patroon op de grond. Vervolgens verwerken we het systematisch op de muur. Stootdopje plakken, ster erover en klaar! Ik word steeds enthousiaster terwijl we ermee bezig zijn. Het is een muurvullende decoratie, daar hou ik van: niet te klein denken. Als we de negende ster hebben geplakt, springt de eerste met veel gekletter van de muur. Het stootdopje blijft hangen, maar de ster valt- niet gewoon recht naar beneden, maar met een boogje, alsof het gelanceerd wordt; hoe is me een raadsel. Als de jongste dat wil uitzoeken wordt ze door een ware sterrenregen getroffen. De ene na de andere ster springt van de muur. "Dit gaat zo dus niet lukken mama", zegt ze. "Ik haal ze er weer af". Zo gezegd, zo gedaan. Ik baal ervan. "Ik ga eerst een teleurstellingssiësta doen", zeg ik tegen de jongste en ik voeg de daad al mokkend bij het woord. E. weet wel raad: "Ik zeg naar de kringloop met die sterren". Maar dat gaat niet gebeuren. Ik heb het nog niet opgegeven. Ik denk nog na.
dinsdag 22 oktober 2013
Het vuur is gulzig
De jongen die in Leeuwarden bij de brand is omgekomen zat in een hoekje met een handdoek over zijn hoofd. In de hoop en met het volste vertrouwen dat hij op tijd gered zou worden. Jammer genoeg gebeurde dat niet. Het vuur is namelijk sneller dan de brandweer. Hoe snel ze ook zijn, hoe hard ze hun best ook doen, het vuur is sneller.
Ik kan me zo voorstellen hoe hij daar gezeten heeft; je gelooft namelijk niet dat het vuur zo snel is. En aan de andere kant kan ik het me niet voorstellen; het moet vreselijk zijn geweest om op zo'n moment te moeten afwachten in plaats van te handelen. Voor hem was er blijkbaar geen uitweg en het enige wat hij kon doen was met een handdoek over zijn hoofd gaan zitten om verstikking door rook tegen te gaan.
"Als je het vuur kunt horen, moet je maken dat je wegkomt" zei een speciale brandrechercheur tegen ons. Hij legde ons uit dat het vuur dan al heel veel zuurstof gebruikt. Het was een advies achteraf tegen ons, de overlevers. Hij zei het omdat E. het vuur nog heeft geprobeerd te blussen. Hij verbrandde zijn voeten bij die poging, maar overleefde het wel. Wij kwamen er allemaal zonder kleerscheuren af. We hebben heel veel mazzel gehad. Los van alle ellende die je ervan hebt, is dat de enige conclusie die je kunt trekken. Het vuur heeft ons niet opgevreten.
We leven nog alle dagen met de gevolgen van de brand. Het vuur zelf houdt me niet zo bezig, maar als ik dit soort berichten hoor, zie ik het weer voor me, dan voel ik de hitte die er vanaf komt en hoor ik het droge slurpende geluid. En dan prijs ik me gelukkig: we hebben het overleefd. Dat had ik die jongen ook zo gegund. Hij had zijn hele leven nog voor zich.
Ik kan me zo voorstellen hoe hij daar gezeten heeft; je gelooft namelijk niet dat het vuur zo snel is. En aan de andere kant kan ik het me niet voorstellen; het moet vreselijk zijn geweest om op zo'n moment te moeten afwachten in plaats van te handelen. Voor hem was er blijkbaar geen uitweg en het enige wat hij kon doen was met een handdoek over zijn hoofd gaan zitten om verstikking door rook tegen te gaan.
"Als je het vuur kunt horen, moet je maken dat je wegkomt" zei een speciale brandrechercheur tegen ons. Hij legde ons uit dat het vuur dan al heel veel zuurstof gebruikt. Het was een advies achteraf tegen ons, de overlevers. Hij zei het omdat E. het vuur nog heeft geprobeerd te blussen. Hij verbrandde zijn voeten bij die poging, maar overleefde het wel. Wij kwamen er allemaal zonder kleerscheuren af. We hebben heel veel mazzel gehad. Los van alle ellende die je ervan hebt, is dat de enige conclusie die je kunt trekken. Het vuur heeft ons niet opgevreten.
We leven nog alle dagen met de gevolgen van de brand. Het vuur zelf houdt me niet zo bezig, maar als ik dit soort berichten hoor, zie ik het weer voor me, dan voel ik de hitte die er vanaf komt en hoor ik het droge slurpende geluid. En dan prijs ik me gelukkig: we hebben het overleefd. Dat had ik die jongen ook zo gegund. Hij had zijn hele leven nog voor zich.
zaterdag 19 oktober 2013
Million Pages Club
Als er niets anders op het programma staat, gaan E. en ik op vrijdagavond samen naar de bieb. Ik vind dat altijd het hoogtepunt van de week. Ik ga graag naar de bieb. Ik hou van het idee dat je alles wat daar staat kunt lenen. De bijna onbegrensde mogelijkheden die dat biedt maakt me erg gelukkig. En dan het keuzeproces: deze? Nee, toch maar niet- met een zekere achteloosheid. Er staan er immers nog zoveel! Die? Ja, die neem ik mee. En als ik dan klaar ben, dan ga ik aan een van de grote leestafels zitten om een blad te lezen. De VT Wonen of, zoals gisteren, de Flow. E.gaat ondertussen naar boven om muziek te lenen.
Het bladeren in een tijdschrift laat zich prima combineren met bibliotheekobservaties. Zo ken je de vaste gasten zo'n beetje. De man die in zichzelf praat en zomer en winter in zijn gevoerde leren jas rondloopt. Hij ruikt niet heel fris, dus je kunt beter niet te dicht bij hem gaan zitten aan de leestafel. Of de man met een korte broek en zwarte panty's aan. Of het stel dat -wanneer je er ook komt- altijd in de bibliotheek is. En dan de minder vaste klanten, de passanten.
Gisteren was het stel dat er altijd is er ook weer. Ze gedroegen zich volgens hun routine: achter de computer, bij de tijdschriften, dan weer terug naar de computer. Niets bijzonders. Tot ik ze - als E. me ophaalt van de leestafel- samen naar het toilet zie gaan. Misschien hoort het bij hun routine: het bibliotheekbezoek afronden met een gezamenlijk toiletbezoek. Maar ik had het nog niet eerder gespot. Als ik mijn boeken afstempel hou ik de deur van het toilet in de gaten. Het duurt wel eventjes. Ik kijk dusdanig opzichtig dat een mevrouw die ook staat af te stempelen me aankijkt met een blik van WAT- heb ik iets van je aan? Ook E. valt het op dat ik niet helemaal gefocust ben op het afstempelen. "Ze zitten er nog steeds", zeg ik tegen E. "Doen ze daar nou ijskoud een no.1 of is er iets heel anders gaande? Zou je ook mile high clubs hebben in de bibliotheek, geprikkeld door de aanwezigheid van al die boeken?" Ik zit net op dit spoor als ze tegelijk het toilet weer uitkomen. We lopen de bibliotheek uit. Even later volgt het stel ons. "Wat denk jij?", zeg ik tegen E. "Ik denk dat hun bioritme perfect op elkaar is afgestemd", zegt hij. E. zal wel weer gelijk hebben. Heel even had ik een fantasie van een million pages club. Dat sprak eerlijk gezegd meer tot mijn verbeelding.
Het bladeren in een tijdschrift laat zich prima combineren met bibliotheekobservaties. Zo ken je de vaste gasten zo'n beetje. De man die in zichzelf praat en zomer en winter in zijn gevoerde leren jas rondloopt. Hij ruikt niet heel fris, dus je kunt beter niet te dicht bij hem gaan zitten aan de leestafel. Of de man met een korte broek en zwarte panty's aan. Of het stel dat -wanneer je er ook komt- altijd in de bibliotheek is. En dan de minder vaste klanten, de passanten.
Gisteren was het stel dat er altijd is er ook weer. Ze gedroegen zich volgens hun routine: achter de computer, bij de tijdschriften, dan weer terug naar de computer. Niets bijzonders. Tot ik ze - als E. me ophaalt van de leestafel- samen naar het toilet zie gaan. Misschien hoort het bij hun routine: het bibliotheekbezoek afronden met een gezamenlijk toiletbezoek. Maar ik had het nog niet eerder gespot. Als ik mijn boeken afstempel hou ik de deur van het toilet in de gaten. Het duurt wel eventjes. Ik kijk dusdanig opzichtig dat een mevrouw die ook staat af te stempelen me aankijkt met een blik van WAT- heb ik iets van je aan? Ook E. valt het op dat ik niet helemaal gefocust ben op het afstempelen. "Ze zitten er nog steeds", zeg ik tegen E. "Doen ze daar nou ijskoud een no.1 of is er iets heel anders gaande? Zou je ook mile high clubs hebben in de bibliotheek, geprikkeld door de aanwezigheid van al die boeken?" Ik zit net op dit spoor als ze tegelijk het toilet weer uitkomen. We lopen de bibliotheek uit. Even later volgt het stel ons. "Wat denk jij?", zeg ik tegen E. "Ik denk dat hun bioritme perfect op elkaar is afgestemd", zegt hij. E. zal wel weer gelijk hebben. Heel even had ik een fantasie van een million pages club. Dat sprak eerlijk gezegd meer tot mijn verbeelding.
woensdag 16 oktober 2013
De grens oprekken
Ik doneer links en rechts aan goede doelen. Dat vind ik eigenlijk heel gewoon als je het je kunt permitteren. Zo ben ik ook al heel lang donateur van de Internationale Alzheimer Stichting. Daar ben ik al jong mee begonnen.
Vanavond word ik gebeld door de Alzheimer Stichting. "Bedankt voor de steun", zegt de vriendelijke jongeman aan de telefoon. Ik weet natuurlijk dat hij mij niet opbelt om me alleen even te bedanken. Ze zijn weer bezig met het inzamelen van meer geld en wat is nou efficiënter dan de mensen die toch al achter je staan net nog even een paar centen extra te ontfutselen? Het is een strategie waar ik doorgaans de pest aan heb. De gebruikte verkooptechniek is interessant. "Hoe kwam u er zo toe om ons te steunen?", vraagt de jongeman. "Was er iemand met Alzheimer in uw omgeving?" Nee, dat was niet het geval. Via het werk kwam ik in een verpleeghuis en ik werd geraakt door al die verloren mensen. De jongeman is vriendelijk en vasthoudend. Op een goede manier. Ik raak niet geïrriteerd. Knap van hem, want mijn irritatiegrens is snel bereikt bij dit soort zaken. Door hem te vertellen waarom ik er ooit voor koos, geef ik hem argumenten in handen om mij over de streep te trekken om nog meer geld te doneren. Hij is doelgericht. Ze staan voor een doorbraak; als we nou allemaal net een paar centen meer zouden geven, dan kan het onderzoek doorgaan. Meestal zeg ik nee op dit soort verzoeken. Niet omdat ik de doelen niet goed vind, maar omdat ik een grens wil trekken. Hij doet een voorstel voor een mooi donatiebedrag voor mij. Het is een mooi voorstel, maar dat moet ik toch echt afwijzen. Ik doe een tegenbod en geef mijn grens aan. Ik ben bereid om de grens iets op te rekken, want aan mij zal het niet liggen: die doorbraak kan er komen. Alzheimer is een mensonterende ziekte.
Vanavond word ik gebeld door de Alzheimer Stichting. "Bedankt voor de steun", zegt de vriendelijke jongeman aan de telefoon. Ik weet natuurlijk dat hij mij niet opbelt om me alleen even te bedanken. Ze zijn weer bezig met het inzamelen van meer geld en wat is nou efficiënter dan de mensen die toch al achter je staan net nog even een paar centen extra te ontfutselen? Het is een strategie waar ik doorgaans de pest aan heb. De gebruikte verkooptechniek is interessant. "Hoe kwam u er zo toe om ons te steunen?", vraagt de jongeman. "Was er iemand met Alzheimer in uw omgeving?" Nee, dat was niet het geval. Via het werk kwam ik in een verpleeghuis en ik werd geraakt door al die verloren mensen. De jongeman is vriendelijk en vasthoudend. Op een goede manier. Ik raak niet geïrriteerd. Knap van hem, want mijn irritatiegrens is snel bereikt bij dit soort zaken. Door hem te vertellen waarom ik er ooit voor koos, geef ik hem argumenten in handen om mij over de streep te trekken om nog meer geld te doneren. Hij is doelgericht. Ze staan voor een doorbraak; als we nou allemaal net een paar centen meer zouden geven, dan kan het onderzoek doorgaan. Meestal zeg ik nee op dit soort verzoeken. Niet omdat ik de doelen niet goed vind, maar omdat ik een grens wil trekken. Hij doet een voorstel voor een mooi donatiebedrag voor mij. Het is een mooi voorstel, maar dat moet ik toch echt afwijzen. Ik doe een tegenbod en geef mijn grens aan. Ik ben bereid om de grens iets op te rekken, want aan mij zal het niet liggen: die doorbraak kan er komen. Alzheimer is een mensonterende ziekte.
zondag 13 oktober 2013
Hip, suf of tuttig?
Het is weer in: breien. Jaren geleden was het ineens over. Overal verdwenen de knotten wol uit de winkels. Maar de laatste jaren rukken ze weer op. Het mag weer. Zaterdag stond het in de krant. Dit weekende waren er in de stad namelijk de Brei- en Haakdagen. Het regionale dagblad besteedt er aandacht aan door mensen van verschillende leeftijdscategorieën te interviewen. Twee dames van mijn leeftijd halen herinneringen op aan het breien. Ik citeer: "We waren al samen aan het breien in onze studententijd. Toen was het ook hip. Iedereen deed het." Nou, ik ben ze ook tegengekomen in mijn studententijd: studentes die tijdens de colleges zaten te breien. Maar hip is dat volgens mij nooit geweest. Ik vond het altijd achterlijk, suf en tuttig dat mensen tijdens colleges zaten te breien.
Destijds breide ik zelf ook, maar nooit tijdens colleges. Ik heb altijd voorkeur voor meer focus gehad. Als je zat te breien was je naar mijn idee gewoon niet bij de les. Het was het met-je-telefoon-spelen-avant-la-lettre. Ik heb ook nooit de illusie gehad dat het hip was. Ik vond het gewoon leuk om te doen. Ik heb mezelf zelfs een aantal keren een schouderkapselontsteking gebreid vanwege een totaal gebrek aan maatgevoel. Eenmaal iets op de pennen, dan moest het af. De laatste stuiptrekkingen op breigebied had ik toen de kinderen werden geboren. Dat was net lekker te behappen: zo'n kindertruitje. Maar wie weet, krijg ik binnenkort de geest weer...
Destijds breide ik zelf ook, maar nooit tijdens colleges. Ik heb altijd voorkeur voor meer focus gehad. Als je zat te breien was je naar mijn idee gewoon niet bij de les. Het was het met-je-telefoon-spelen-avant-la-lettre. Ik heb ook nooit de illusie gehad dat het hip was. Ik vond het gewoon leuk om te doen. Ik heb mezelf zelfs een aantal keren een schouderkapselontsteking gebreid vanwege een totaal gebrek aan maatgevoel. Eenmaal iets op de pennen, dan moest het af. De laatste stuiptrekkingen op breigebied had ik toen de kinderen werden geboren. Dat was net lekker te behappen: zo'n kindertruitje. Maar wie weet, krijg ik binnenkort de geest weer...
zaterdag 12 oktober 2013
Een bijter of een zuiger?
Vandaag shopten de jongste en ik de sterren van de hemel. Vanmorgen begonnen we in het lokale winkelcentrum en vanmiddag staken we samen met mijn zus de grens over voor een aanvullende schoenenshopsessie. En alles met zeer veel succes. Alhoewel de jongste het meest succesvol was, wordt het voor mij toch ook echt tijd om een serieuze kledingkast aan te schaffen.
Vanmorgen lopen we compleet high door ons succes terug naar de auto. We zijn tevreden, erg tevreden. Tot nu toe hebben we alle mensen die in het winkelcentrum staan en iets willen aanbieden of verkopen kunnen ontwijken. Maar dan letten we even niet op. "Hebt u wel eens Diele geproefd?", vraagt een frisse jongedame. "Geen idee, niet dat ik me herinner", zeg ik. Of we wel eens Diele willen proeven. En vooruit, dat willen we natuurlijk wel. We krijgen een ieniemienie proefsachet met twee hele kleine Dieletjes. "Honing of drop?", vraagt ze. De jongste kiest drop, ik kies honing. Ik scheur het zakje doormidden en stop beide Dieletjes in mijn mond. Als ik het eerste Dieletje al gekraakt heb lees ik de volgende tekst op het sachet: Bent u een bijter of een zuiger? Een intrigerende vraag als je er goed over nadenkt. Ook al heeft Diele het niet zo bedoeld. Voor mezelf ben ik er snel uit: ik ben een bijter.
Vanmorgen lopen we compleet high door ons succes terug naar de auto. We zijn tevreden, erg tevreden. Tot nu toe hebben we alle mensen die in het winkelcentrum staan en iets willen aanbieden of verkopen kunnen ontwijken. Maar dan letten we even niet op. "Hebt u wel eens Diele geproefd?", vraagt een frisse jongedame. "Geen idee, niet dat ik me herinner", zeg ik. Of we wel eens Diele willen proeven. En vooruit, dat willen we natuurlijk wel. We krijgen een ieniemienie proefsachet met twee hele kleine Dieletjes. "Honing of drop?", vraagt ze. De jongste kiest drop, ik kies honing. Ik scheur het zakje doormidden en stop beide Dieletjes in mijn mond. Als ik het eerste Dieletje al gekraakt heb lees ik de volgende tekst op het sachet: Bent u een bijter of een zuiger? Een intrigerende vraag als je er goed over nadenkt. Ook al heeft Diele het niet zo bedoeld. Voor mezelf ben ik er snel uit: ik ben een bijter.
donderdag 10 oktober 2013
Echt jeugdsentiment
Gisteren scoorde ik bij mijn ouders behalve een mooie mantel ook een zak met appels en handperen. Als ik thuiskom leg ik de appels en peren in de draadmand op het aanrecht. "Als ik dat zie mam, dan heb ik echt jeugdsentiment", zegt de jongste gisteravond. Ik volg het niet direct. "Dat weet je toch nog wel?", zegt ze. "Vroeger ging jij 's avonds altijd appels schillen op dat houten dienblad", zegt ze. Ja, dat weet ik inderdaad nog wel. Mijn ouders hebben namelijk een boom met zoete Groninger kronen in de tuin. En als die appels rijp zijn, dan hebben we appels in overvloed. Groninger kronen zijn het lekkerst als ze net van de boom zijn gevallen of geplukt. Als je mazzel hebt, dan is het klokhuis gevuld met appelsap. Naar die appels zoek je eigenlijk altijd. Laat je ze even liggen, dan droogt het klokhuis en ook de rest van de appel uit. Nog wel lekker, maar niet zo lekker meer. Snel consumeren is dus aangewezen. Vroeger schilde mijn vader 's avonds appeltjes voor ons. Hij deed het op een krant. Ik gooide ze op een door mijn vader gemaakte houten dienblad, schilde ze, sneed ze in partjes en gooide ze door de kamer. De kinderen vingen ze op. Ik was zo vertrouwd met onze vorige huiskamer dat ik bijna met mijn ogen dicht kon gooien- zo trefzeker was ik. De verhoudingen in deze woonkamer zijn nog niet zo vertrouwd dat ik die stunt hier met evenveel succes kan uitvoeren.
Het houten dienblad is er natuurlijk niet meer, maar appels schillen lukt nog wel. "Nou, dat kan ook wel op het andere dienblad", zeg ik tegen de jongste. Opgetogen brengt ze me het dienblad met een paar appels. Ik schil en "vörrel" ze. Onze zoon voorzie ik met een ouderwetse appelworp van een partje. Maar hij is er niet op verdacht en het partje vliegt over de grond. Dat zou vroeger geen probleem zijn geweest, maar tijden veranderen. "Nou ben ik er direct flauw van", zegt hij. "Ik hoef niet meer." Ik voldoe graag aan zijn verzoek, want de appels zijn heerlijk en zo blijft er meer voor ons over.
Het houten dienblad is er natuurlijk niet meer, maar appels schillen lukt nog wel. "Nou, dat kan ook wel op het andere dienblad", zeg ik tegen de jongste. Opgetogen brengt ze me het dienblad met een paar appels. Ik schil en "vörrel" ze. Onze zoon voorzie ik met een ouderwetse appelworp van een partje. Maar hij is er niet op verdacht en het partje vliegt over de grond. Dat zou vroeger geen probleem zijn geweest, maar tijden veranderen. "Nou ben ik er direct flauw van", zegt hij. "Ik hoef niet meer." Ik voldoe graag aan zijn verzoek, want de appels zijn heerlijk en zo blijft er meer voor ons over.
woensdag 9 oktober 2013
Tijdloos topstuk
En ik heb er weer eentje te pakken: een tijdloos topstuk. Ik was vanmorgen bij mijn ouders. En daar haalde ik een mantel uit de collectie van mijn moeder. Ik zeg met opzet mantel, want die naam verdient zo'n topstuk. De mantel werd ooit gedragen door mijn overgrootmoeder. Zij overleed in de jaren '40, dus de jas gaat al een paar jaar mee. Destijds werden jassen nog gemaakt om een leven lang - en langer, mee te gaan. De wollen stof is van hoge kwaliteit, stevig, maar toch soepel. De snit is onberispelijk. De kraag is geborduurd. Mijn moeder wijst me op de perfecte lijn van de figuurnaden langs de buste. Ze keert de jas binnenstebuiten. "Kijk, nog gemaakt met paardenhaar", zegt ze. Ik ben opgetogen. Hij past mij als een handschoen.
Deze aanwinst verzacht het verlies van mijn dierbare jasje een beetje. Al mijn kleding ging immers in vlammen op. Kleding is over het algemeen vervangbaar en inwisselbaar, maar dat gold niet voor het jasje. Die was begin vorige eeuw op maat gemaakt door mijn overgrootvader voor zijn dochter. Hij was een eersteklas kleermaker en het jasje was een eersteklas jasje. Als het niet was opgebrand dan hadden generaties na mij het jasje nog kunnen dragen- als ze gewild hadden tenminste. Ik droeg het jasje vanaf dat ik een twintiger was. Ik was eraan gehecht. En eerlijk, ik dacht dat het niet mooier kon worden dan dat jasje...
Maar nu heb ik dus de mantel. "Hij lijkt wel voor je gemaakt", zegt E. als ik ermee thuiskom. "Bijzonder hè?", zeg ik. "Mijn overgrootmoeder was dus net zo'n grote rondborstige vrouw als ik." Ik vind het een prachtig idee dat ik nu in dezelfde jas loop als mijn overgrootmoeder lang geleden. "Mijn oma droeg er een klein sjaaltje met felgekleurde bloemen bij", zegt mijn moeder. Goed idee.
Deze aanwinst verzacht het verlies van mijn dierbare jasje een beetje. Al mijn kleding ging immers in vlammen op. Kleding is over het algemeen vervangbaar en inwisselbaar, maar dat gold niet voor het jasje. Die was begin vorige eeuw op maat gemaakt door mijn overgrootvader voor zijn dochter. Hij was een eersteklas kleermaker en het jasje was een eersteklas jasje. Als het niet was opgebrand dan hadden generaties na mij het jasje nog kunnen dragen- als ze gewild hadden tenminste. Ik droeg het jasje vanaf dat ik een twintiger was. Ik was eraan gehecht. En eerlijk, ik dacht dat het niet mooier kon worden dan dat jasje...
Maar nu heb ik dus de mantel. "Hij lijkt wel voor je gemaakt", zegt E. als ik ermee thuiskom. "Bijzonder hè?", zeg ik. "Mijn overgrootmoeder was dus net zo'n grote rondborstige vrouw als ik." Ik vind het een prachtig idee dat ik nu in dezelfde jas loop als mijn overgrootmoeder lang geleden. "Mijn oma droeg er een klein sjaaltje met felgekleurde bloemen bij", zegt mijn moeder. Goed idee.
dinsdag 8 oktober 2013
Mag ik even kotsen?
Bij voorbaat mijn excuses voor de titel. Maar het moest gewoon even. Vandaag zat ik in de auto toen ik voor de zoveelste keer de reclame van Expedia voorbij hoorde komen. Expedia is een reisorganisatie waarmee wij in het verleden ook wel hebben gereisd. Naar Praag bijvoorbeeld. Dat was echt super.
Ik krijg nog regelmatig mails van Expedia. Maar nu voel ik me genoodzaakt om ze te blokkeren. Wat is namelijk het geval? Ze maken reclame met de volgende kreet: Reis jezelf interessant met Expedia! Eerst hoor je dan iemand een feit over de een of andere buitenlandse stad oplepelen. (Boring, zou mijn jongste zeggen).En dan komt de slogan: Reis jezelf interessant met Expedia.Het is ongetwijfeld goed bedoeld van Expedia. En misschien ben ik wel de enige die zich hier zo aan stoort. Op Marketing Online lees ik: Het draait in de campagne om het feit dat ‘reizen het leven van mensen verrijkt’. Mensen leren nieuwe dingen als ze reizen en ze doen ervaringen op. Expedia meent dat reizen mensen interessanter maakt en laat dat in de campagne op tv, radio, en internet zien met humoristische feiten over verschillende reisbestemmingen. Dit kan ik deels wel onderschrijven, want reizen verrijkt je leven inderdaad. Je leert nieuwe dingen. Maar dan wordt er ineens een vreemde stap gezet: van je eigen beleving gaat het naar interessant zijn of worden voor anderen. Ik vind het om te kotsen. Reizen is interessant, maar je reist toch niet om jezelf interessant te maken? Ik zou zeggen: dat zijn juist de mensen die totaal niet interessant zijn.
Ik krijg nog regelmatig mails van Expedia. Maar nu voel ik me genoodzaakt om ze te blokkeren. Wat is namelijk het geval? Ze maken reclame met de volgende kreet: Reis jezelf interessant met Expedia! Eerst hoor je dan iemand een feit over de een of andere buitenlandse stad oplepelen. (Boring, zou mijn jongste zeggen).En dan komt de slogan: Reis jezelf interessant met Expedia.Het is ongetwijfeld goed bedoeld van Expedia. En misschien ben ik wel de enige die zich hier zo aan stoort. Op Marketing Online lees ik: Het draait in de campagne om het feit dat ‘reizen het leven van mensen verrijkt’. Mensen leren nieuwe dingen als ze reizen en ze doen ervaringen op. Expedia meent dat reizen mensen interessanter maakt en laat dat in de campagne op tv, radio, en internet zien met humoristische feiten over verschillende reisbestemmingen. Dit kan ik deels wel onderschrijven, want reizen verrijkt je leven inderdaad. Je leert nieuwe dingen. Maar dan wordt er ineens een vreemde stap gezet: van je eigen beleving gaat het naar interessant zijn of worden voor anderen. Ik vind het om te kotsen. Reizen is interessant, maar je reist toch niet om jezelf interessant te maken? Ik zou zeggen: dat zijn juist de mensen die totaal niet interessant zijn.
zaterdag 5 oktober 2013
Geen begrip
Gisteren was ik op de herdenkingsdienst van alweer een collega. Ik kende hem zo'n beetje zolang als ik werk. Maar echt kende ik hem niet. We maakten een praatje, grapten wat over en weer en dan gingen we weer over tot de orde van de dag. "Bedankt voor de gezelligheid", zei hij dan altijd. Gisteren kwam een voor mij totaal onbekende kant van hem boven: hij bleek een zeer gelovig man - als je tenminste afging op zijn herdenkingsdienst.Vaak ben ik geraakt door een afscheid en snel met mijn tranen, maar deze keer was dat niet het geval. De dienst vloog voor mij zo hoog over dat het mij niet raakte, met uitzondering van het moment dat zijn vrouw het gedicht 'Al weet ik dat je veilig bent' voordroeg.
Na de dienst bleek ik niet de enige te zijn die verrast was door het karakter van de dienst. "Ik kan er soms wel eens jaloers op zijn", zegt een collega die net als ik ongelovig is. Ik snap wel wat hij bedoelt: dat idee dat je gedragen wordt door het geloof. En toch ook weer niet. Ik kan het gewoon niet bevatten. In het gedicht werd de zin "Ik kan nooit meer bij je zijn" gelezen. En dat werd dan weer gecombineerd met de berusting dat de Heer dat leven genomen heeft - dat dat goed is. "Ik snap daar niets van", zeg ik vanmorgen tegen E. terwijl we nog in bed liggen. "Jij zou meer iets hebben van: wat flik je me nou?", zegt hij. E. kent me. Dat zou inderdaad mijn reactie zijn. Juist als ik zou geloven dat Iemand er de hand in had zou het voor mij onverteerbaar zijn. Een dergelijke berusting voelt voor mij bijna kinderlijk naief.
Niemand ontkomt aan het verlies van geliefden. Ik kan daar nog niet echt over meepraten en ik weet dus niet hoe ik zal reageren. Ik hoop dat het ook nog lang niet zover is, maar ik geloof wel: in mezelf. In mijn flexibiliteit, in mijn veerkracht, in mijn vermogen om te overleven. Mijn geliefden worden gelukkig niet geroepen door de Heer. Daar zou ik geen begrip voor hebben.
Na de dienst bleek ik niet de enige te zijn die verrast was door het karakter van de dienst. "Ik kan er soms wel eens jaloers op zijn", zegt een collega die net als ik ongelovig is. Ik snap wel wat hij bedoelt: dat idee dat je gedragen wordt door het geloof. En toch ook weer niet. Ik kan het gewoon niet bevatten. In het gedicht werd de zin "Ik kan nooit meer bij je zijn" gelezen. En dat werd dan weer gecombineerd met de berusting dat de Heer dat leven genomen heeft - dat dat goed is. "Ik snap daar niets van", zeg ik vanmorgen tegen E. terwijl we nog in bed liggen. "Jij zou meer iets hebben van: wat flik je me nou?", zegt hij. E. kent me. Dat zou inderdaad mijn reactie zijn. Juist als ik zou geloven dat Iemand er de hand in had zou het voor mij onverteerbaar zijn. Een dergelijke berusting voelt voor mij bijna kinderlijk naief.
Niemand ontkomt aan het verlies van geliefden. Ik kan daar nog niet echt over meepraten en ik weet dus niet hoe ik zal reageren. Ik hoop dat het ook nog lang niet zover is, maar ik geloof wel: in mezelf. In mijn flexibiliteit, in mijn veerkracht, in mijn vermogen om te overleven. Mijn geliefden worden gelukkig niet geroepen door de Heer. Daar zou ik geen begrip voor hebben.
donderdag 3 oktober 2013
Een zware last
Collega is bevallen. Het was een snelle superbevalling en het is een mooi kind. Als ik vanmorgen op het werk kom, hebben we het er even over. De baas ziet hierbij een opening om het verhaal van zijn oom die in Indië diende te vertellen. Die maakte namelijk tijdens die tochten ook een aantal bevallingen mee. En dat ging zo even onder het marcheren door. Volgens de baas was het een kwestie van de bosjes opzoeken, persen, opvangen en verder maar weer. Wij Westerse vrouwen hebben het dus helemaal niet zo moeilijk. We hebben niets te klagen. Dat is de achterliggende boodschap.
Vanmorgen kan ik daar een sterk verhaal tegenover zetten. Dinsdagavond keek ik namelijk naar een deel van de schockdoc genaamd Gebukt onder zijn ballen. De documentaire gaat over de Amerikaan Wesley Warren junior die al vijf jaar leeft met een opgezwollen scrotum van ruim 60 kilo. De oorzaak hiervan is de ziekte elefantiase, waarbij er een zwelling ontstaat bij een of meerdere lichaamsdelen. In zijn geval dus zijn scrotum. Het is een onvoorstelbaar gegeven. Wesley draagt een hoodie als broek: de mouwen om de benen en het jack wordt om het scrotum geritst. De maaltijd wordt vanaf de gezwollen balzak naar binnen gewerkt. Het is een treurig bestaan. "Als jullie dan soms denken dat je het zwaar hebt, dan moet je je dat even voorstellen.", besluit ik mijn betoog. De mannen vallen inderdaad even stil. Het is een wonder. Zelfs de baas heeft hier niet van terug. En dat gebeurt niet vaak.
Wesley Warren probeert in de documentaire iemand te vinden die hem wil opereren, maar aangezien hij onverzekerd is, lijkt dat een moeilijke zaak. Hij treft uiteindelijk een uroloog die medelijden met hem heeft en hem gratis opereert. Jammer genoeg kan ik daar niet zoveel over vertellen, want E. -sowieso al niet zo gecharmeerd van mijn tv-smaak of het programma, niet van operaties en al helemaal niet van operaties aan dergelijke gevoelige delen- wil een muziekprogramma gaan bekijken. Maar gelukkig hebben we terugkijktv.
Vanmorgen kan ik daar een sterk verhaal tegenover zetten. Dinsdagavond keek ik namelijk naar een deel van de schockdoc genaamd Gebukt onder zijn ballen. De documentaire gaat over de Amerikaan Wesley Warren junior die al vijf jaar leeft met een opgezwollen scrotum van ruim 60 kilo. De oorzaak hiervan is de ziekte elefantiase, waarbij er een zwelling ontstaat bij een of meerdere lichaamsdelen. In zijn geval dus zijn scrotum. Het is een onvoorstelbaar gegeven. Wesley draagt een hoodie als broek: de mouwen om de benen en het jack wordt om het scrotum geritst. De maaltijd wordt vanaf de gezwollen balzak naar binnen gewerkt. Het is een treurig bestaan. "Als jullie dan soms denken dat je het zwaar hebt, dan moet je je dat even voorstellen.", besluit ik mijn betoog. De mannen vallen inderdaad even stil. Het is een wonder. Zelfs de baas heeft hier niet van terug. En dat gebeurt niet vaak.
Wesley Warren probeert in de documentaire iemand te vinden die hem wil opereren, maar aangezien hij onverzekerd is, lijkt dat een moeilijke zaak. Hij treft uiteindelijk een uroloog die medelijden met hem heeft en hem gratis opereert. Jammer genoeg kan ik daar niet zoveel over vertellen, want E. -sowieso al niet zo gecharmeerd van mijn tv-smaak of het programma, niet van operaties en al helemaal niet van operaties aan dergelijke gevoelige delen- wil een muziekprogramma gaan bekijken. Maar gelukkig hebben we terugkijktv.
woensdag 2 oktober 2013
Omgekeerde crisisstress
De economische crisis brengt niet alleen slecht nieuws. Kringloopwinkels floreren, zodanig zelfs dat daar de lol eigenlijk weer af is. Ik kom regelmatig iets tegen wat in de kringloopwinkel duurder is dan de nieuwprijs. Alles onder het motto: het is maar wat de gek ervoor geeft. En vanmorgen ontdekte ik een detailhandelaar wiens handel floreert als gevolg van de crisis: de schoenlapper. Jarenlang loonde het amper om je schoenen te laten repareren. Alleen mensen zoals ik, met grote voeten en daardoor weinig keus, namen de moeite om hun schoenen te laten repareren. Het aantal schoenlappers hier ter plaatse is voor zover ik weet dan ook gereduceerd tot één. Vanmorgen bracht ik de grijze suède laarzen die de oudste en ik in de man hebben naar de schoenlapper. Dat wil zeggen: ik bracht één suède laars naar de schoenlapper. Aan de bovenkant was het stiksel namelijk losgelopen, niet erg, maar wel slordig. Ik schat dat er ongeveer vijf steekjes gemaakt moeten worden, maar dan is het ook weer piekfijn in orde. Die laarzen wilde ik morgen namelijk dragen bij mijn nieuwe rok. Ik kreeg een rok van boezemvriendin. Hij past haar niet meer en dus kreeg ik 'm onder het motto: wie de rok past trekke hem aan.
De schoenlapper is met gierende machinerieën bezig schoenen te lappen. "Ogenblikje", zegt hij. Als hij het klusje heeft afgemaakt draait hij zich om. Rondom staan bergen schoenen en laarzen hoog opgestapeld. Ik wijs het losgelopen stikseltje aan in de verwachting dat het mankement in een oogwenk is verholpen. "Dat wordt vrijdagmiddag", zegt hij. Ik kijk hem geschokt aan. Hij wijst hulpeloos naar de grote berg schoenen achter hem: "Ik ben aangesloten bij een keten en er zijn niet zoveel schoenlappers meer, dus nou krijg ik alles uit de regio. Dat brengen ze dan in een keer." Jaren achtereen werd de spoeling dunner en dunner waardoor steeds meer schoenlappers stopten. Schoenlapper Pieter is een overlever. En het motto hier is natuurlijk: de een zijn dood is de ander zijn brood. Goed nieuws dus voor de schoenlapper, al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat hij wel enigszins gebukt gaat onder deze nieuwe situatie. Dat is dan een geval van omgekeerde crisisstress.
dinsdag 1 oktober 2013
Briljant: banaan tatoeëren
"Postbode Siemen, wij vervelen ons en jij moet iets verzinnen." De liefhebbers weten het: deze briljante oneliner komt uit Zaai. De vriendinnen Ingrid en Irma vragen iedere dag aan postbode Siemen wat ze moeten doen. Ooit las ik dat het heel goed is voor kinderen om zich te vervelen. Als ouder moet je die verveling dus vooral niet wegnemen. Ik zoek op de site van J/M nog even weer op waarom vervelen ook nog maar zo goed was en ik vind het volgende:
Vervelen is goed
Wat is er goed aan vervelen? Ofwel de voordelen:
• Het dwingt een kind zelf iets te bedenken, het krijgt de kans zich te ontplooien.
• Je kind lost zijn eigen probleem op.
• Ze leren zichzelf een poosje bezig te houden.
• De fantasie en creativiteit komt op gang.
• Als je je eigen werkzaamheden blijft doen, wil je kind je soms helpen.
• Je kind kan de wereld - denk aan een passerend insect of bellen blazen in een rietje - op zijn dooie gemak ontdekken.
• Je zoon of dochter komt eens lekker tot rust.
• Het dwingt een kind zelf iets te bedenken, het krijgt de kans zich te ontplooien.
• Je kind lost zijn eigen probleem op.
• Ze leren zichzelf een poosje bezig te houden.
• De fantasie en creativiteit komt op gang.
• Als je je eigen werkzaamheden blijft doen, wil je kind je soms helpen.
• Je kind kan de wereld - denk aan een passerend insect of bellen blazen in een rietje - op zijn dooie gemak ontdekken.
• Je zoon of dochter komt eens lekker tot rust.
Bladerdeeg kleien
Mijn kinderen hebben zich niet zoveel verveeld. Of ik ben het natuurlijk alweer vergeten. Dat kan ook. Er was hier altijd voldoende activiteit in en om huis. Onze oudste kon altijd wel iets verzinnen. Een favoriete bezigheid van mijn oudste en haar vriendinnen was koekjes bakken. Ze kleiden er dan lekker op los met plakjes bladerdeeg en die werden bestrooid met suiker of een ander strooisel dat voorhanden was. In de oven en na het bakken volgde dan het eten. Dat was natuurlijk een hoogtepunt.
Gewoon doen
Ik verveel me eigenlijk nooit. Er is zoveel te doen. Laatst las ik over iets wat ik -als mijn kinderen klein zouden zijn- zeker met ze zou gaan doen: tattoo a banana. Het filmpje spreekt voor zich. Het is briljant. Mocht ik zelf binnenkort onverhoopt over veel vrije tijd gaan beschikken, dan ga ik er zelf ook mee aan de slag. Eerst die banaan lekker tatoeëren en dan opeten. Of cadeau doen natuurlijk. Ik kan zo een aantal mensen verzinnen die ik er een groot plezier mee zou doen.
Abonneren op:
Posts (Atom)